Je weet hoe je een tekst indeelt in een inleiding, middenstuk en slot
Je kunt betrouwbare informatie van het internet selecteren
Je weet hoe je een schrijfplan maakt
KBL:
Je weet het verschil tussen een objectieve en subjectieve tekst
Je kunt objectieve en subjectieve redenen bij je standpunt geven
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Schrijven Blok 4
Doelen BBL en KBL:
Je kunt een uitleggende tekst schrijven
Je weet hoe je een tekst indeelt in een inleiding, middenstuk en slot
Je kunt betrouwbare informatie van het internet selecteren
Je weet hoe je een schrijfplan maakt
KBL:
Je weet het verschil tussen een objectieve en subjectieve tekst
Je kunt objectieve en subjectieve redenen bij je standpunt geven
Slide 1 - Slide
Wat hoort bij een inleiding?
A
Het onderwerp van de tekst wordt verteld
B
Bestaat uit meerdere alinea's
C
Geeft een korte samenvatting
D
Staat aan het einde van de tekst
Slide 2 - Quiz
Wat hoort bij het middenstuk?
A
Bestaat uit meerdere alinea's
B
Vertelt de inhoud
C
Vertelt de conclusie
D
Staat aan het eind van de tekst
Slide 3 - Quiz
Wat hoort bij het slot?
A
Bestaat uit meerdere alinea's
B
Vertelt het onderwerp van de tekst
C
Is de laatste alinea
D
Bevat een samenvatting of een conclusie
Slide 4 - Quiz
Wat is waar?
De betrouwbaarheid van een tekst
Slide 5 - Slide
Weet wat je leest
Via kranten, tijdschriften en vooral internet kun je snel en makkelijk informatie vinden. Het is belangrijk om te weten of alles wat je leest ook echt waar is.
Slide 6 - Slide
Waar komt de tekst vandaan?
Als je een tekst leest, kijk dan eerst waar de tekst vandaan komt (de bron). Dat kan een krant, tijdschrift of website zijn. Een tekst op een serieuze nieuwssite is vaak betrouwbaarder dan een tekst op bijvoorbeeld Facebook.
Kijk ook wanneer de tekst geschreven is. Een oude tekst is niet betrouwbaar.
Slide 7 - Slide
Wat is het doel van de tekst?
Let ook op het doel van de tekst. Een schrijver die iets wil verkopen, kun je niet altijd geloven. Hij zal dan alleen de goede dingen vertellen en niet de minder goede.
Slide 8 - Slide
Schrijver
- Beoordeel of de schrijver deskundig is.
- Een schrijver is deskundig als hij/zij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept.
Slide 9 - Slide
Betrouwbaarheid van een tekst
Niet alles wat je leest is betrouwbaar.
Een betrouwbare tekst heeft controleerbare feiten.
Slide 10 - Slide
FEIT (objectief)
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren
Voorbeeld van een feit:
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.
Slide 11 - Slide
MENING (subjectief)
- Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
-Je kunt het eens of oneens zijn
Voorbeeld van een mening:
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
Slide 12 - Slide
Staat hier een feit of mening?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
Slide 13 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
Slide 14 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
Slide 15 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
Slide 16 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
Slide 17 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
Slide 18 - Quiz
Een tekst met als titel "Red Bull is goed voor je". Geschreven door de directeur van Red Bull. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 19 - Quiz
Een tekst over een griepepidemie geschreven door een arts. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 20 - Quiz
Een tekst over betalen met een pinpas geschreven in 1999. Betrouwbaar of niet?