klas 2 woorden 2.5 en 3.5

klas 2 woorden 2.5 en 3.5
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

klas 2 woorden 2.5 en 3.5

Slide 1 - Slide

gezichtsbedrog
A
niet meer dan
B
niet te herkennen
C
iets zien wat in werkelijkheid anders is
D
met moeite in leven blijven

Slide 2 - Quiz

stamelen
A
het gebied rond iets of iemand
B
dreigend aanwezig zijn
C
niet meer dan
D
met moeite iets zeggen en steeds een stukje van de zin herhalen

Slide 3 - Quiz

hooguit
A
niet te geloven
B
niet te herkennen
C
dreigen
D
niet meer dan

Slide 4 - Quiz

massaal
A
weinig
B
heel veel, heel groot
C
een klein beetje
D
met moeite in leven blijven

Slide 5 - Quiz

opzadelen met
A
dreigend aanwezig zijn
B
goed verzorgd worden
C
iemand iets vervelends laten doen of voelen
D
een advies geven over iets

Slide 6 - Quiz

hooguit
A
niet meer dan
B
minimaal
C
maximaal
D
meer dan

Slide 7 - Quiz

de persoonlijkheid
A
heel erg, niet te geloven
B
niet te herkennen
C
manier waarop iemand doet en denkt, het karakter
D
bij mensen terecht komen die je kwaad willen doen

Slide 8 - Quiz

belemmeren
A
vaststellen
B
fel
C
zorgen dat iets of iemand niet verder kan
D
onaardig

Slide 9 - Quiz

ten koste van
A
middelmatig
B
in het voordeel van
C
weinig
D
in het nadeel van

Slide 10 - Quiz

efficiënt
A
zodat iets het beste resultaat heeft
B
in het nadeel van
C
vaststellen
D
iemand belachelijk maken

Slide 11 - Quiz

vinnig
A
aardig doen, maar niet zijn
B
zich afzonderen
C
fel en onaardig
D
lelijk doen

Slide 12 - Quiz

de reflex
A
opmerking geven
B
toch namelijk
C
losse dingen bij elkaar brengen
D
automatische reactie van het lichaam

Slide 13 - Quiz

de grijns
A
iemand belachelijk maken
B
grote en spottende glimlach
C
resultaat hebben
D
iemand vriendelijk toelachen

Slide 14 - Quiz

immers
A
als resultaat hebben
B
zich afzonderen
C
toch, namelijk
D
lawaai van veel mensen tegelijk

Slide 15 - Quiz

beweren
A
snel bewegen
B
als resultaat
C
aandacht voor een ding
D
iets zeggen zonder dat het bewezen is

Slide 16 - Quiz

constateren
A
duidelijk maken wat de bedoeling is
B
lawaai van veel mensen tegelijk
C
in het nadeel van
D
vaststellen, merken dat iets zo is

Slide 17 - Quiz

aansporen
A
iets zeggen zonder dat het is bewezen
B
aanmoedigen
C
aandachtig
D
vaststellen

Slide 18 - Quiz

constateren
A
opmerking als reactie op
B
iets zeggen zonder dat het is bewezen
C
vaststellen, merken dat iets zo is
D
nerveus

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je koffie uit Ierland?

Slide 20 - Open question

opleveren
A
namelijk
B
toch
C
iemand belachelijk maken
D
als resultaat hebben

Slide 21 - Quiz

noem een voorbeeld van een achtervoegsel

Slide 22 - Open question

Wat betekent het achtervoegsel loos?
A
zonder
B
een beetje
C
te
D
mannelijk

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel -achtig?
A
vrouwelijk
B
te
C
een beetje als
D
te

Slide 24 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel baar?
A
zonder
B
vrouwelijk
C
niet
D
te

Slide 25 - Quiz

Geeg een voorbeeld van het achtervoegsel baar

Slide 26 - Open question

Geef een voorbeeld met het achtervoegsel loos

Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question

de spot drijven met
A
zich afzonderen van
B
iemand belachelijk maken
C
namelijk
D
opmerking als reactie op iets

Slide 29 - Quiz

mijden
A
onverwachtse gebeurtenis
B
in het nadeel van
C
zorgen dat je iemand of iets niet ziet
D
als resultaat hebben

Slide 30 - Quiz