5H-22-11-2023

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Aujourd'hui nous allons 

Startopdracht 

Nakijken Leçon 3 van module Écouter et Regarder blz. 79 t/m81

MO woorden module Écouter et Regarder leçon 3 blz. 143

Grammatica: De woordvolgorde lees chapitre 13 (manuel)+ Nakijken exercice 13 blz. 118 en 119

STARTOPDRACHT 

Pour réserver

1. vous ecrivez
2. vous allez sur place
3. vous telephonez

Completez le numero de telephone
01 48 __ 30 __
doe het zo bijvoorbeeld: 50 34

Question 2

Le métier de cette personne, c'est

1. faire des gateaux
2. faire du pain
3. faire du vin

La personne travaille

1. le jour
2. la nuit
3. On ne sait pas

Question 3

Question 4

Où est-ce?

1. Dans un restaurant
2. Dans un zoo
3. Dans un magasin
4. A l'école

Qui parle?

1. Une mère et sa fille
2. Deux amies
3. Un père et sa fille
4. Deux collègues

Où est-ce?

1. Dans une classe
2. Dans un café
3. Dans un cinéma
4. Dans un magasin

De quoi ils parlent?

1. D'un objet
2. D'un ami
3. D'un animal
4. D'un parent

de woordvolgorde

grammaire

de woordvolgorde franse zin.

tijd/ plaats + onderwerp+ alle werkwoorden+ lijdend/ meewerkend voorwerp + tijd/plaats

In een ontkennende zin komt ne/ n'  voor de persoonsvorm ( het eerste werkwoord) en pas / jamais/ plus erachter.

Je ne peux pas aller à la fête demain

Wat is het onderwerp in de zin?

Je ne peux pas aller à la fête demain

Wat zijn de werkwoorden?

Je ne peux pas aller à la fête demain.

Wat is het lijdend voorwerp?

Je ne peux pas aller à la fête demain.

Wat is de tijd in de zin?

Welke zin is in de goede volgorde?

1. Nous avons, hier acheté un cadeau.
2. hier, nous avons acheté un cadeau
3. acheté nous avons un cadeau, hier

Hier, nous avons acheté un cadeau.

Wat is de goede vertaling?

1. Vandaag, hebben wij een cadeau gekocht.
2. Gisteren heeft hij een cadeau gekocht.
3. Gisteren, hebben wij een cadeau gekocht.
4. vandaag, heeft hij een cadeau gekocht.

je peux aller.
Maak deze zin ontkennend

Ik nodig jou uit voor mijn verjaardag.

Vertaal deze zin in het Frans.

Ik heb een boek gekocht in de winkel.

vandaag, organiseer ik een feest.

vertaal deze in het Frans.

Dat is mijn vriend.

vertaal in het Nederlands.

dat is mijn vriendin.

j'ai deux chiens noirs.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

1. deux
2. chiens
3. noirs

j'ai deux chiens noirs.
vertaal deze zin in het Nederlands.

C

U

L

T

U

R

E

C

U

L

T

U

R

E

Les repas en France

La culture française 2

Jeudi le 8 octobre

Les repas pendant la journée en France

7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00

le dîner

le goûter

le déjeuner

le petit-déjeuner

Regardez-bien ce que mangent et boivent les français

Wat verbaast je aan de "eet tradities" van de Fransen ?

Vocabulaire 'Goûter'

• (À table!)
• Bon appétit!
• Je voudrais.... /  Je prends....
• Je mange.../ Je bois...
• C'est bon / délicieux /
• C'est (très) mauvais / c'est trop chaud
• (Tchin Tchin / Santé!)

Wat ga je van deze verdieping onthouden?

Les devoirs