This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
2h U3 C'est qui ? C'est quoi ?
U3 Apprendre 3 Le verbe mettre
Vul de juiste vorm in van het werkwoord mettre
Slide 1 - Slide
1. Chaque mois, mon père ... de l'argent de côté. (legt)
Slide 2 - Open question
2. ... nos portables à côté du chargeur. (Wij leggen)
Slide 3 - Open question
3. Ce soir, ... ma nouvelle jupe. (ik trek aan)
Slide 4 - Open question
4. ... les légumes dans le frigo ? (Heb je gezet/Je hebt gezet)
Slide 5 - Open question
U3 Apprendre 5 L'adjectif
A 2x Vul de zinnen aan met de juiste woorden
Let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Let ook op enkelvoud en meervoud.
B 2x Vul de vertaling in. Let op de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 6 - Slide
Vul de zinnen aan met de juiste woorden Let op de plaats en vorm van het bijv. naamw. Let op enkelvoud en meervoud. danger - grand | patte - gris | jean - beau | histoire - beau MON HAMSTER A LES ________.
Slide 7 - Open question
Vul de zinnen aan met de juiste woorden Let op de plaats en vorm van het bijv. naamw. Let op enkelvoud en meervoud. danger - grand | patte - gris | jean - beau | histoire - beau
PAPA VA NOUS RACONTER UNE _______.
Slide 8 - Open question
Vul de zinnen aan met de juiste woorden Let op de plaats en vorm van het bijv. naamw. Let op enkelvoud en meervoud. danger - grand | patte - gris | jean - beau | histoire - beau
ATTENTION, NE TOUCHE PAS LE FIL ÉLECTRIQUE. C'EST UN ______.
Slide 9 - Open question
Vul de zinnen aan met de juiste woorden Let op de plaats en vorm van het bijv. naamw. Let op enkelvoud en meervoud. danger - grand | patte - gris | jean - beau | histoire - beau