Les 5.3

Programma 
  • Terugblik vorige week
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 8.2
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma 
  • Terugblik vorige week
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 8.2
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 

Slide 1 - Slide

BBP staat voor?
A
Bruto binnenlands product
B
Netto binnenlands product
C
Bruto buitenlands product
D
Bruto binnenlands inkomen

Slide 2 - Quiz

Een rijker persoon is per definitie welvarender dan een arm persoon
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Noem de vier productiefactoren noemen? (denk aan hoe je een bootje in het water noemt)

Slide 4 - Open question

Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 5 - Drag question

Doelen van deze les 
  • Je kunt voorbeelden noemen van factoren die de trend beïnvloeden.
  • Je kunt het verschil tussen structurele ontwikkeling en conjuncturele ontwikkeling uitleggen.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen dat zowel door conjuncturele als structurele oorzaken werkeloosheid kan ontstaan.

Slide 6 - Slide

Meetbare welvaart

  • BBP (bruto binnenlands product) Dit is de totale productie van bedrijven en overheid.
  • BBP per hoofd van de bevolking (zegt iets beter over de welvaart van mensen)= totale bbp/aantal inwoners
  • Je bereikt economische groei wanneer het bbp stijgt. 


Slide 7 - Slide

trend
de gemiddelde economische groei over een bepaalde periode. (Dus de groei van het BBP)
arbeidsproductiviteit

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

conjunctuur
De economische groei op korte termijn laat veel schommelingen zien en dit noemen we een conjunctuur

Slide 10 - Slide

Gevolgen hoog- en laagconjunctuur

Hoogconjunctuur:

stijgende lonen en meer vraag naar arbeid.


Laagconjunctuur: werkloosheid


Slide 11 - Slide

Werkloosheid
conjuncturele werkloosheid
Ontstaat in een laagconjunctuur en is op de korte termijn. Door het minder produceren ontstaat werkloosheid. Zodra het beter met de economie gaat wordt deze opgelost.
structurele werkloosheid
Dit is structureel en kan niet op korte termijn worden opgelost. Dit kan doordat mensen niet geschoold zijn voor de juiste banen (veel vraag naar docenten, terwijl veel stukadoors zich aanbieden) 

Slide 12 - Slide

De economische groei over een lange periode noemen we de ...
A
trend
B
hoogconjunctuur
C
laagconjunctuur
D
arbeidsproductiviteit

Slide 13 - Quiz

In een laagconjunctuur is er sprake van ...
A
veel bestedingen
B
hoge prijzen
C
werkloosheid

Slide 14 - Quiz

De ... werkloosheid is op korte termijn op te lossen.
A
conjuncturele
B
structurele

Slide 15 - Quiz

Aan het werk 

De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Maak in ieder geval vraag 23
deze bespreken we zo klassikaal. 
Verplicht maken: 12 t/m 19 en 23 (H8).

timer
10:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Keuzewerk


Je kunt  aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken: 12 t/m 19 en 23 (H8).
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Afronding van deze les 
  • Je kunt voorbeelden noemen van factoren die de trend beïnvloeden.
  • Je kunt het verschil tussen structurele ontwikkeling en conjuncturele ontwikkeling uitleggen.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen dat zowel door conjuncturele als structurele oorzaken werkeloosheid kan ontstaan.

Slide 20 - Slide

Tot volgende week!

Slide 21 - Slide