Oefenen voor de toets 1.5 en 1.8 les 1+2+3

timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Herhaling 1.5 Woorden
1.5 Woorden (blz 36). Waar gaat het ook alweer over?

- In deze paragraaf leer je 25 woorden;
-Leer je hoe je zinnen maakt met de nieuwe woorden. Uit de zin moet blijken dat je weet wat het woord betekent (dus niet alleen de betekenis opschrijven).
-Wat samenstellingen zijn.

Slide 2 - Slide

1.5 Woorden, blz 37

Slide 3 - Slide

Betekenisvolle zin maken met de woorden uit de woordenlijst


Wat is dat ook alweer?

Slide 4 - Slide

Betekenisvolle zin maken
Wat is een betekenisvolle zin? Pak je document er weer bij met de door jouw gemaakte zinnen!


Bijv. 
aantonen =  Laten zien dat iets zo is, bewijzen

De politie toont aan dat hij de dief is, op de camera kun je zien dat  de dief  de juwelen meeneemt.

Een betekenisvolle zin maak je met een samengestelde zin=
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen!


Slide 5 - Slide

Samenstelling 
Wat is een samenstelling?

Slide 6 - Slide

1.5 Woorden
Leertekst samenstellingen
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat, heet een samenstelling.
 Voorbeeld:  sport + tas = sporttas
                        tafel + tennis + tafel = tafeltennistafel
                        appel + taart = appeltaart

Het laatste deel van de samenstelling is meestal het belangrijkst voor de 
betekenis.   

Om een goede samenstelling te maken, moeten er soms letters bij of af.
                        talent + jacht = talentenjacht (erbij: -en)
                        training + broek = trainingsbroek (erbij: -s)
                        tekenen + talent = tekentalent (eraf: -en)


Slide 7 - Slide

Waar kun je nu oefenen?
-Woordtrainer (Talent online 1.5) of pak je woordkaartjes (dit doe je alleen)
- Oefenen met maken van betekenisvolle zinnen. Dit document heb je al gemaakt en heb je op papier. (dit blad is ook met je gedeeld in Teams) 
- Leren leerteksten (blauwe kaders in je boek), inclusief 25 woorden en de betekenis.
- Opdrachten 1.5 doornemen/afmaken: Wat ging goed, wat nog niet? In de studiewijzer (ook op Teams) zie je welke opgaven je moest maken. Klaar? Antwoorden staan in Teams. 
-Test Jezelf en versterk jezelf Talent online 1.5
-Kijken filmpjes op Talent online.

Slide 8 - Slide

Wat ga je nu doen?
Maak een keuze en ga aan de slag. Klaar? volgende onderdeel:
-Woordtrainer en /of woordkaartjes
- Doornemen/afmaken van je document 'betekenisvolle zinnen' maken. 
- Opdrachten Talent 1.5 doornemen/afmaken: Wat ging goed? Wat nog niet? Afmaken van opgaven die je nog niet af had. Klaar? Antwoorden staan in Teams.
- Leren leerteksten (blauwe kaders in je boek)
-Test Jezelf  1.5 en versterk jezelf 1.5
Hoe? Alleen, in stilte. Oordopjes mag
Hoe lang? 20 minuten
Vragen?: Steek je hand op en ik loop langs



timer
20:00

Slide 9 - Slide

vragen?

Slide 10 - Slide

Afsluiten van de les 


Huiswerk: zie Magister




Slide 11 - Slide

timer
10:00

Slide 12 - Slide

Programma
Wat gaan we doen?:
1. Kort herhalen theorie 1.8 Spelling
2. Zelfstandig aan de slag met 1.8.
3. Oefentoets 1.5 + 1.8 
3. Kort nabespreken 
4. Afsluiten



Slide 13 - Slide

Herhaling 1.8 Spelling
1.8 Spelling (Zie Talent boek):
In deze paragraaf leer je:
- Wanneer je leestekens en aanhalingstekens gebruikt
- Hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft.
- Ook moet je de 20 dicteewoorden foutloos kunnen schrijven.

Slide 14 - Slide

Leestekens en aanhalingstekens

Slide 15 - Slide

Leestekens
komma: 
vaak ook daar waar je even stopt in de zin

Slide 16 - Slide

Aanhalingstekens

Slide 17 - Slide

tegenwoordige tijd van werkwoorden

Slide 18 - Slide

Even herhalen persoonsvorm tegenwoordige tijd
Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pv tt): 

1. Bepaal eerst de stam van het werkwoord

2. Bepaal of het gaat om:
  1. Ik + stam:  bijvoorbeeld ik loop
  2. hij/zij/het/jij/je + stam + t: bijvoorbeeld jij loopt
  3. Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud: bijv. wij werken 





Slide 19 - Slide

Even herhalen: je/jij wel of niet stam+t
Jij loopt, Je loopt
Als je of jij voor de persoonsvorm staat = stamt +t 

Loop je, loop jij
Je of jij achter de persoonsvorm staat = stam
Je kunt je en jij omwisselen. 

Loopt je zus naar huis? Loopt jouw zus naar huis? 
Je achter persoonsvorm krijgt wel stam + t als je door jouw kan worden veranderd: 
jouw geeft een bezit aan.

Slide 20 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
 Er zijn zes werkwoorden die zich niet aan deze regels houden: bij hij/zij/het komt geen stam + -t.  Dit zijn onregelmatige werkwoorden
Drie belangrijkste onregelmatige werkwoorden zijn: hebben, zijn en kunnen:

  • Hebben:   ik heb /  jij hebt / hij heeft /  wij hebben
  • Zijn:   ik ben / jij bent / hij is / jullie zijn 
  • Kunnen:  ik kan / jij kunt, jij kan / het kan / zij kunnen




Slide 21 - Slide

20 dicteewoorden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Waar kun je nu oefenen?
-20 dicteewoorden foutloos kunnen schrijven. Maak oefening 16D (oordopjes gebruiken)
-Leren leerteksten 1.8
-Opdrachten doornemen 1.8: 1 t/m 9, 10 t/m 18.  Wat ging goed, wat nog niet? Antwoorden staan in Teams.
-Test Jezelf Talent online 1.8







- Opdrachten doornemen: 1 t/m 10, 14 t/m 16 (17 t/m 19 hoeft niet). Ant-woorden staan in Magister/studiewijzer. Wat ging goed, wat nog niet?
-Kijken filmpjes op Talent online.

Slide 24 - Slide

Wat ga je nu doen?
Maak een keuze en ga aan de slag. Klaar? volgende onderdeel:
-20 dicteewoorden foutloos kunnen schrijven. Maak oefening 16D (oordopjes gebruiken)
-Leren leerteksten 1.8
-Opdrachten doornemen 1.8: 1 t/m 9, 10 t/m 18. Wat ging goed, wat nog niet? Klaar? Antwoorden staan in Teams. 
-Test Jezelf Talent online 1.8

Hoe? Alleen, in stilte. Oordopjes mag
Hoe lang? 15 minuten
Vragen?: Steek je hand op en ik loop langs


timer
15:00

Slide 25 - Slide

Oefentoets 1.5 + 1.8 maken

Slide 26 - Slide

Wat ga je nu doen?
Wat: Maak de oefentoets 1.5 woorden + 1.8 spelling
Hoe? Alleen, in stilte
Hoe lang? ongeveer 15 minuten
Vragen?: Steek je hand op en ik loop langs
Klaar?: pak het antwoordenblad en kijk je opgaven na. Noteer in je schrift welk onderdeel je nog lastig vindt (het oefenblad lever je namelijk weer in)
Klaar?:  ga verder oefenen voor de toets met dat onderdeel dat je nog lastig vindt. Bijvoorbeeld maak test jezelf of woordtrainer etc.

Klassikaal nabespreken





timer
15:00

Slide 27 - Slide

vragen?


LEVER JE DE TOETS WEER IN bij de docent!

Slide 28 - Slide

Afsluiten van de les 


Huiswerk: zie Magister




Slide 29 - Slide

Dicteewoorden oefenen
  • Bestudeer de 20 dicteewoorden op de volgende slide heel goed!
  • Tijd: 2 minuten  

timer
2:00

Slide 30 - Slide

Schrijf op in je schrift:

Slide 31 - Mind map