Woordenschat Horeca

• NT2
• ISK

Woordenschat: werken in de keuken

Hoe noemen we dit?

1. lepel
2. bestek
3. vork
4. mes

Wat zie je op het plaatje?

1. Een recept
2. Een bereiding
3. Ingrediënten
4. Keukenmateriaal

De kok ............... de prei.

1. snijd
2. snijt
3. snijdt

Soep is een.......

1. voorgerecht
2. nagerecht
3. lekker
4. drankje

Dit is een.........

1. Nagerecht
2. Dessert
3. Voorgerecht
4. Hoofdgerecht

Wat hoort bij het bestek?

1. Vork, lepel, mes
2. Bord
3. Koekenpan

Wat is geen ingrediënt?

1. Bloem
2. Eieren
3. Spaghetti
4. Beslagkom

Op welk plaatje zie je een kok?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat hoort niet bij bestek?

1. Vork
2. Bord
3. Mes
4. Kopje

Wat zie je?

1. coescoes
2. couscous
3. cousoes
4. cousous

Ik ruik een lekkere ..............

1. geluid
2. neus
3. geur
4. smaak

Ingrediënten...

1. is hoe je het eten klaar maakt
2. hiervan wordt het gerecht gemaakt
3. zijn een koekenpan en bord
4. is de kok in de keuken

Welk plaatje hoort bij "de geur"?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat noemen we bestek?

1. Tafel en stoel
2. Borden en glazen
3. Vork, lepel en mes
4. Bekers en kopjes

Is dit een kok?

1. Ja
2. Nee

Op welk plaatje zie je iemand ruiken?

1. 
2. 
3. 
4. 

Op welk plaatje zie je dat iemand proeft?

1. 
2. 
3. 
4. 

Proeven doe je met

1. je mond
2. je oor
3. je tong
4. je oog

Hoeveel smaken kan je proeven?

1. 6
2. 5
3. 10
4. 4

Proeven

5 smaken

Zoet

Zuur

Zout

Bitter

Umamie 

Hij ..............de koffie.

1. proeft
2. ziet
3. ruikt
4. voelt

Wat is de naam van dit kruid?

1. Koriander
2. Mint
3. Bieslook
4. Peterselie

Wat doet deze vrouw hier?

1. eten proeven
2. afwassen
3. soep maken
4. met haar kindje spelen

Wat hoort niet bij het hoofdgerecht?

1. 
2. 
3. 
4. 

Een kok is..

1. iemand die kookt
2. Iemand die verkoopt
3. Iemand die verft.

Waar zie je het kruid?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat vind jij van het beroep KOK?

1. Ja, lijkt mij leuk.
2. Nee, is niks voor mij
3. Misschien

Wat zijn geen kruiden?

1. zout
2. peterselie
3. oregano
4. suiker

Oregano is een kruid

1. Waar
2. Niet waar

Wat zie je hier?

1. Een snufje zout
2. Een lepel zout

Met een snufje zout wordt bedoeld:

1. Een klein beetje zout
2. Eén eetlepel zout
3. Een hoop zout.
4. Allen zijn juist.

Op welke plaatje zie je een oven?

1. 
2. 
3. 
4. 

Welk kruid is dit?

1. Peterselie
2. Bieslook
3. Dille
4. Koriander

1. peterselie
2. dille
3. koriander
4. bieslook

Hij ..... zich aan de oven

1. verbrant
2. verbrand
3. verbrantd
4. verbrandt

Waar staat de oven?

1. in de badkamer
2. in de gang
3. in de keuken
4. in de slaapkamer

Als je pizza in de oven wilt bakken, moet je de oven eerst.....

1. uitzetten
2. knop indrukken
3. voorverwarmen
4. hitten

In de oven bewaar je voedsel.

1. 
2. 

Een brandwond moet je....

1. koelen met lauw water
2. insmeren met zalf

Wat is de belangrijkste werk van een kok?

1. Het bereiden van gerechten
2. Hij brengt de gasten het eten.
3. Het betalen van de groenten
4. Het schoonmaken van de keuken