Grammatica - Werkwoorden (+ uitleg les Nederlands en lesboek)

Even checken: 
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen/arceerstift
  • Laptop
  • Leesboek: is het je gelukt?

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Even checken: 
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen/arceerstift
  • Laptop
  • Leesboek: is het je gelukt?

Slide 1 - Slide

Deze les 
Uitleg lessen Nederlands
Uitleg lesboek

Uitleg over werkwoorden
Starten met de opdrachten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je weet wat er tijdens de les Nederlands van je verwacht wordt.

Je weet hoe je het lesboek gaat gebruiken.

Slide 3 - Slide

Even checken: 
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Etui
  • Laptop
  • Leesboek

Slide 4 - Slide

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Werkwoorden

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Je leert wat werkwoorden zijn.
Je leert hoe je werkwoorden kan herkennen.

Slide 7 - Slide

Aan de slag
Maak de opdracht 1 t/m 7 van blz. 198, 199
Klaar? Maak opdr. 8 
Alweer klaar? Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Slide 8 - Slide

Werkwoorden in de klas 'doen'
  • springen
  • klappen
  • draaien
  • lachen
  • dansen

Slide 9 - Slide

Woordsoorten
Een zin bestaat uit woorden
Die woorden hebben verschillende woordsoorten

Werkwoord is een woordsoort

Slide 10 - Slide

Werkwoord
Zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.
In elke zin staat altijd één werkwoord, soms meer.

Slide 11 - Slide

Werkwoorden

Slide 12 - Mind map

Werkwoorden herkennen
Werkwoorden vervoegen

Zet er 'ik', 'hij' en 'wij' voor.

Slide 13 - Slide



beoordelen

ik beoordeel
jij beoordeelt
wij beoordelen

Ja, dit klopt.


waterton

ik waterton
jij watertont
wij watertonnen

Nee, dit kan niet.
Voorbeeld

Slide 14 - Slide

Let op!
Kijk altijd goed naar de zin. Hoe wordt het werkwoord gebruikt?

Ik voetbal met mijn vrienden
De voetbal ligt in de gracht.

Slide 15 - Slide

Je kunt de pincode beter niet op je bankpas schrijven. Benoem de werkwoord(en).
A
Kunt
B
Kunt en schrijven
C
Schrijven en bankpas
D
Pincode, kunt en je

Slide 16 - Quiz

Jan legde het boek op de bovenste plank van de kast. Benoem de werkwoord(en).
A
Legde
B
Legde en plank
C
Plank en Jan
D
Legde en bovenste

Slide 17 - Quiz

Wij hebben de hele zomer aardbeien uit onze eigen tuin gegeten. Benoem de werkwoord(en).
A
Hebben en aardbei
B
Gegeten en eigen
C
Wij en hele
D
Hebben en gegeten

Slide 18 - Quiz

De Nachtwacht is het bekendste schilderij in het Rijksmuseum. Benoem de werkwoord(en).
A
Bekendste en schilderij
B
Schilderij en De Nachtwacht
C
Is
D
Is en Rijksmuseum

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak de opdracht 1 t/m 7 van blz. 198, 199
Klaar? Maak opdr. 8 
Alweer klaar? Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Slide 20 - Slide

Controleren
Huiswerk = opdracht 1 t/m 7 van blz. 198, 199

Leg je boek open op blz. 198, 199. 
Ook ligt je schrift geopend op tafel met opdr. 7.

Slide 21 - Slide

Werkwoorden herkennen
Werkwoorden vervoegen

Zet er 'ik', 'hij' en 'wij' voor.

Slide 22 - Slide



beoordelen

ik beoordeel
jij beoordeelt
wij beoordelen

Ja, dit klopt.


waterton

ik waterton
jij watertont
wij watertonnen

Nee, dit kan niet.
Voorbeeld

Slide 23 - Slide

Leerdoelen
Je leert wat werkwoorden zijn.
Je leert hoe je werkwoorden kan herkennen.

Slide 24 - Slide