Woordsoorten herhalen leerjaar 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Wat gaan we doen?

Lezen en huiswerkcontrole (10min)

Woordsoorten oefenen (30min)

Nakijken huiswerk (10min)

Maken huiswerk: blok 2, opdracht 5, 6, 9 (10min)

Wat moet je kennen voor de toets?

• Je kan de volgende woordsoorten herkennen:

• lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden,

• voorzetsel,

• persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden,

• Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden,

Die rode fiets is van jou.

jou =

1. een bezittelijk voornaamwoord
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een persoonlijk voornaamwoord

Pieter gaat met het vliegtuig naar Amerika.
Noem de zelfstandig(e) naamwoord(en)

1. Pieter
2. vliegtuig
3. met
4. Amerika

De witte jas hangt nog aan de kapstok.
Jas is een....

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Lidwoord

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?

1. Die broer van jou
2. Ik schaam me
3. Ik lees ze niet
4. Hij heeft geleerd

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?

1. Jouw verhaal
2. Het verhaal van jou
3. Onze telefoon
4. Geef elkaar een hand

Wij verbazen ons over de hoge cijfers.
ons=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

De plaatselijke bende denkt dat het een criminele bende is.
plaatselijke =

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voorzetsel
3. bezittelijk voornaamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Sommige parkeerplaatsen zijn eng.
eng=

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voorzetsel
3. lidwoord
4. zelfstandig naamwoord

Noem de 5 groepen van zelfstandig naamwoorden

MIJN telefoon ligt nog aan de lader.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Het rode bankje staat op HET gras.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Ik ga MET de trein naar Utrecht.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Mijn schilderij is erg mooi GEWORDEN.

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Maak een zin waarin je het woord 'leuk' als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

1. Blonde
2. Man
3. Paard
4. De

Het slimme meisje gaat opnieuw trouwen.

het woord slimme is:

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. een werkwoord

Maak zelf een zin met een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.

1. Juist
2. Onjuist

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?

1. de
2. slimme
3. het
4. leerling

Dit is niet onze boom, maar hun boom.
onze=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
het=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Zij geven elkaar een cadeau.
elkaar=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Heb jij je dat wel eens afgevraagd?
je=

1. wederkerend voornaamwoord
2. wederkerig voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Ik wil me natuurlijk niet met jullie zaken bemoeien.
me=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. voorzetsel

Maak een zin met twee verschillende voorzetsels.

Welk woordsoort begrijp je nog niet/ nog niet zo goed?

Je kunt altijd extra oefenen...

www.cambiumned.nl

www.jufmelis.nl

www.nederlandsetaaltest.nl

www.berktekst.nl/grammatica

http://www.taaluitleg.nl/index.php/uitleg/grammatica.html