This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
WELKOM
bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
Periode C
Inschrijven daltonuren
Woordenschat H2
Slide 2 - Slide
Periode C
Woordenschat H1-6
toets: vr 14 mrt
Debat
debat: di 25 mrt
Schrijf dit meteen in je daltonplanagenda!
Slide 3 - Slide
Woordenschat H2: Stijlfiguren
In hoofdstuk 1 heb je de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming geleerd.
Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool. Je zegt: We hebben ons kapot gelachen; je bedoelt: We hebben enorm gelachen.
Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot, belangrijk enz. is dan in werkelijkheid. Je zegt: Lieke Martens kan wel een aardig balletje trappen; je bedoelt: Zij is een geweldige voetbalster.
Als je een eufemisme gebruikt, zeg je iets zo dat het als minder erg of hard overkomt. Dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst. Je zegt: Hij gaat creatief om met de waarheid; je bedoelt: Hij liegt.
Slide 4 - Slide
Wat is een understatement?
A
Een beeldspraak waarbij je beeld gebruikt
B
Een stijlfiguur waarbij je bewust iets extra sterk uitdrukt
C
Een stijlfiguur waarbij je iets bewust minder sterk uitdrukt
D
Een stijlfiguur waarbij je meerdere dingen opsomt achter elkaar
Slide 5 - Quiz
Wat is een hyperbool?
A
Een overdrijving
B
Een tegenstelling
C
Een druk persoon
D
Een verkleining
Slide 6 - Quiz
Wat is een eufemisme?
A
Stijlfiguur waarmee je iets overdrijft
B
Stijlfiguur waarmee je iets benadrukt
C
Stijlfiguur waarmee je iets mooier, leuker en minder erg maakt.
D
Stijlfiguur waarmee je iets erger, lelijker en slechter maakt
Slide 7 - Quiz
Hij heeft een glaasje teveel op.
Hyperbool , eufemisme of understatement?
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 8 - Quiz
Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
Slide 9 - Quiz
'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
Slide 10 - Quiz
Welk stijlfiguur? Dit is echt de allerlekkerste soep die ik ooit gegeten heb!
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 11 - Quiz
Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 12 - Quiz
Die miljonair heeft wel een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 13 - Quiz
Herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.
Slide 14 - Quiz
Wat is een opsomming?
A
Het tegenovergestelde zeggen
B
Een plussom
C
Achter elkaar dingen opnoemen
Slide 15 - Quiz
Wat is een tegenstelling?
A
Langzaam en snel
B
Lief en schattig
C
Mooi en meisje
Slide 16 - Quiz
Opdrachten deze week
Debat (zie ook It's Learning)
Zoek een fragment van een debat.
Geef aan welke stelling daar besproken wordt.
Geef argumenten van de voor-en tegenstanders.
Woordenschat
Maak H2: hyperbool, understatement en eufemisme.
Slide 17 - Slide
Vandaag
Leren:het verschil tussen hyperbool, understatement en eufemisme.
Maken:H2 Woordenschat / opdracht Debat.
Daarna: verder werken aan je taken.
Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda:bij vrijdag.