1HV week 45

Bonjour!
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Programme
SO être + apprendre 1, 10 (U2)
Ecouter: ex. 11, 13, 14
Je me présente
Chanson: Claude - Ladada (mon dernier mot)

Slide 2 - Slide

SO être, app. 1, 10
Lees de opdrachten goed
Vergeet je naam niet te noteren!
20 minuten

Slide 3 - Slide

Au travail
Ecouter: ex. 11, 13, 14, 15

Slide 4 - Slide

Je me présente
Hoe stel je deze vragen in het Frans?
1. Ben je Frans?
2. Hoe heet jouw school? 
3. Is de school ver weg? 
4. Wat is jouw hobby?

5 minuten,  overnemen in schrift. Laat ruimte vrij voor antwoord!

Slide 5 - Slide

Je me présente
1. Tu es français ?
2. Comment s'appelle ton collège ?
3. Le collège est loin ?
4. Quel est ton hobby ?

Schrijf nu jouw antwoorden op.

Slide 6 - Slide

Je me présente
1. Non, je suis néerlandais(e) / marocain(e) / turc/turque
2. Mon collège s'appelle Boni (Il s'appelle)
3. J'habite près de l'école / J'habite loin de l'école.
4. Mon hobby est le foot / le hockey / etc.

Wat is jouw hobby in het Frans?

Slide 7 - Slide

6 questions
1. Ben je Frans?
2. Hoe gaat het?
3. In welke klas zit je?
4. Hoe heet je?
5. Waar woon je?
6. Is het een stad of een dorp?

Slide 8 - Slide

Afsluiting
Les devoirs pour jeudi: apprendre 2+3

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Programme
Quiz: apprendre 1, 10 et être
SO unité 1 bespreken
Werkwoord avoir
Ecouter: ex. 11 et 13

Slide 11 - Slide

Bonjour!

Slide 12 - Slide

Programme
Quiz: woordjes + être herhalen
Werkwoord avoir
Ex. 8ABC
Toets U1 bespreken

Slide 13 - Slide

Etre - zoek de juiste vormen
timer
1:00
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 14 - Drag question

_______ en quelle classe? Je suis en cinquième.
__________________ sympa, madame Lefèvre ? Oui!
Elle est
Tu es

Slide 15 - Drag question

Le père = ...
A
de broer
B
de vader
C
de zoon
D
de moeder

Slide 16 - Quiz

de oom =
A
le cousin
B
le frère
C
l'oncle
D
le grand-père

Slide 17 - Quiz

divorcé = ...
A
getrouwd
B
de grootouders
C
gescheiden
D
scheiden

Slide 18 - Quiz

het kind = ...
A
l'enfant
B
le fils
C
les parents
D
la fille

Slide 19 - Quiz

Het werkwoord avoir
Avoir = hebben
Rijtje stampen, net als bij être...
De personen zijn hetzelfde, die veranderen niet!

Slide 20 - Slide

Het werkwoord avoir
J'ai
Tu as
Il / elle / on a
Nous avons
Vous avez 
Ils / elles ont

Slide 21 - Slide

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 22 - Drag question

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft 
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben

Slide 23 - Drag question

Oefenen
Samen ex. 8A
Daarna zelfstandig ex. 8B, 8C

Slide 24 - Slide

Toets bespreken
Wat heb je gedaan ter voorbereiding van deze toets?
Wat zou je volgende keer hetzelfde doen bij zo'n soort toets? En wat anders?
Welke stof beheers je nog niet? (En moet je in een flexuur inhalen?)

Teams berichtje

Slide 25 - Slide

Bonjour!

Slide 26 - Slide

Programme
Huiswerk: app. 3 + 10
Ecouter: ex. 9, 12, 13, 14

Toets U2: maandag 27 november
Leer app. 1 t/m 6 + 10 van U2 (FN-NF)
App 3 van U1 (FN-NF)

Slide 27 - Slide

Hij heeft = ...
A
Il as
B
Il a
C
Elle a
D
Ils ont

Slide 28 - Quiz

Wij hebben = ...
A
Nous avons
B
Vous avons
C
Vous avez
D
On a

Slide 29 - Quiz

Jij hebt = ...

Slide 30 - Open question

Zij hebben (v. mv.) = ...

Slide 31 - Open question

13 is in het Frans...

Slide 32 - Open question

4 is in het Frans...

Slide 33 - Open question

20 is in het Frans...

Slide 34 - Open question


Hoe is de quiz gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Programme
Ecouter: ex. 9, 12, 13, 14

Tip bij exercice 12

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

So unité 1 bespreken
Wat neem je mee naar de volgende toets?
Waar moet je nog aandacht aan besteden?

Slide 39 - Slide

Werkwoord avoir
Vragen?

Slide 40 - Slide

Avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Slide 41 - Slide

Programme
Kort overhoren app. 6 + 10

Parler: ex. 17 blz. 62
Écire: ex. 23 blz. 64

Huiswerk: beschrijving van jezelf maken zoals bij ex. 17

Slide 42 - Slide