Engelse werkwoorden

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden in het Nederlands 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

TWEE VRAGEN

Slide 4 - Slide

Nederlandse werkwoorden
Engelse werkwoorden in het Nederlands
hij pakte
zij bakte
hij verfde
zij meldde
hij downloadde
zij switchte
hij smashte
zij grilde

Slide 5 - Drag question

Wat valt je op aan de spelling van de Engelse werkwoorden?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

VRAAG

Slide 8 - Slide

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

SLEEPVRAAG

Slide 11 - Slide

Zet de werkwoorden bij elkaar die op dezelfde manier vervoegd worden
net als Nederlandse werkwoorden
Nét even anders dan Nederlandse werkwoorden
hij baseballde
zij appte
hij deletete
zij managede
zij basketbalde
hij passte
zij scooterde
hij fixte
hij speechte

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

VIER VRAGEN

Slide 17 - Slide

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 18 - Quiz

Managen (t.t.)
jij..............

Slide 19 - Open question

Relaxen (t.t)
hij.............

Slide 20 - Open question

Zij (facebooken) regelmatig
A
facebooked
B
facebooket
C
facebookt
D
facebookd

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

VRAAG

Slide 24 - Slide

Google: Hij.......
tackle: Ik........

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

VRAAG

Slide 28 - Slide

Zij (focussen) zich gisteren op de moeilijke taak
A
focussde
B
focusste
C
focusde
D
focuste

Slide 29 - Quiz

DEEL 2

Slide 30 - Slide

Nog wat Nederlandse tekst

Slide 31 - Slide

ZOEK DE 10 FOUTEN EN SCHRIJF ZE OP:

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

EINDE

Slide 34 - Slide