3.4 Reactievergelijkingen les 2

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Startopdracht

Welkom- zoek je plek

Welkom. Zoek je plekje en pak je scheikunde boek 

Welkom. Zoek je plekje en pak je scheikunde boek 

Deze les:

- herhaling 3.3 

- Check antwoorden reactievergelijkingen

- Uitleg 3.4 (Van een verhaal naar een kloppende reactievergelijking)

- Aan de slag met huiswerk

- Escape opdracht 3.3

huiswerk voor volgende les:

Opdracht 43 t/m 49 van paragraaf 3.4

Wat is de formule van diwaterstofbromide?

Wat is de formule van zwaveldichloride?

Wat is de systematische naamgeving van MgBr?

Wat is de systematische naamgeving van PF₃?

Welke formule is een verbinding?

1. Co
2. CO
3. O2
4. S8

Welke van de onderstaande stoffen is een zout?

1. CO
2. stikstofdioxide
3. magnesiumbromide
4. francium

Is NaCl een mengsel?

1. Ja, het bestaat uit de stoffen natrium en chloor
2. Ja, het bestaat uit de atomen natrium en chloor
3. Nee, het bestaat uit de stoffen natrium en chloor
4. Nee, het bestaat uit de atomen natrium en chloor

Je kunt een kloppende reactievergelijking opstelling vanuit een beschrijving van de reactie

Leerdoelen paragraaf 3.4

dfa

fdaf

Stappenplan reactievergelijking kloppend maken

1. Schrijf het reactieschema op (hoofdstuk 2)

2. Schrijf de formules van deze stoffen eronder met de juiste fase.

3. Tel hoeveel atomen van elke soort je hebt aan beide kanten van de pijl.

4. Verander de coëfficiënt(en)

5. Tel opnieuw (check of kloppend is!)

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.

Maak een reactievergelijking

Stap 1: schrijf het reactieschema (in woorden) op: 

Oefening: Schrijf deze reactievergelijking stap voor stap mee.

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.

Maak een reactievergelijking.

Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)

Oefening: Schrijf stap voor stap mee

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.

Maak een reactievergelijking.

Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)

K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)

schrijf stap voor stap mee.

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.

Maak een reactievergelijking.

Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Stap 4: Maak de reactie kloppend.

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)

K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)

K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)

K   = 1                     K = 1

Cl  = 2                    K = 1

Schrijf stap voor stap mee

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.

Maak een reactievergelijking.

Stap 4: Maak de reactie kloppend.

Stap 5: Controleer of je het goed doet en schrijf de fases erbij.

2 K (s) + Cl2 (g) -->  2 KCl (s)

K   = 1, 2                 K = 1,  2

Cl  = 2                    Cl = 1,  2

/

/

/

Schrijf stap voor stap mee

2 K (s) + Cl2 (g) --> 2 KCl (s)

Oefenen 

1. Geef de reactievergelijking van stikstofdioxide (g) dat reageert met zuurstof tot het gas stikstoftrioxide

2. Bij het turnen wordt vaak wit poeder gebruikt voor betere grip aan de rekstok. Dit witte poeder is magnesiumoxide (MgO).

Om magnesiumoxide te maken moet magnesium met zuurstof reageren.

Aan de slag

met het huiswerk 

• §3.4 opdracht 43 t/m 46 en nakijken deze opdrachten
• Klaar? Maak de les: §3.1 formules van stoffen - oefenen (staat in de LessonUp klas)

forms.office.com