Signaalwoorden klas 2 vmbo k/g

Een tekst bestaat uit:
Een titel, zinnen, woorden.....
alinea's, kernzinnen
tussenkopjes......
afbeeldingen........
inleiding, middenstuk, slot, een bron.......

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Een tekst bestaat uit:
Een titel, zinnen, woorden.....
alinea's, kernzinnen
tussenkopjes......
afbeeldingen........
inleiding, middenstuk, slot, een bron.......

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In de tekst hebben de alinea's iets met elkaar te maken...

In de alinea's hebben de zinnen iets met elkaar te maken....

Slide 3 - Slide

De zinnen en alinea’s hebben allemaal te maken met het onderwerp van de tekst.
Ze hebben een verband met elkaar....

Slide 4 - Slide

Ik geef klas 3a straks bijvoorbeeld een reep chocolade.


Slide 5 - Slide

Ik geef ......straks bijvoorbeeld een .....

Slide 6 - Slide

Er zijn verschillende verbanden:
- een voorbeeld
- een opsomming
- een volgorde van tijd
Je noemt ze ook wel tekstverbanden

Slide 7 - Slide

Je herkent de verbanden aan signaalwoorden:

Slide 8 - Slide

bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere

signaalwoorden voor een voorbeeld

Slide 9 - Slide

Ik eet graag Italiaanse gerechten, zoals lasagna.

Slide 10 - Slide

In de kerstvakantie ga ik leuke dingen doen. Zo ga ik op maandag naar de Efteling en op woensdag karten.

Slide 11 - Slide

In de ochtend ga ik onder andere surfen, zwemmen en voetballen.

Slide 12 - Slide

ten eerste, ten tweede, bovendien, ook, tenslotte,
een dubbele punt :
liggende streepjes (-)
getallen (1,2,3)
dots (*)
signaalwoorden voor een opsomming




Slide 13 - Slide

Voor het bakken van een ei heb je nodig: een ei, een spatel en een pan

Slide 14 - Slide

Ik ga niet meer mee op vakantie. Ten eerste ben ik al 16 en ten tweede vind ik de bestemming vaak niet leuk.

Slide 15 - Slide

Ik heb drie huisdieren:
* een cavia
* een hond
* een konijn

Slide 16 - Slide

eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dan

signaalwoorden voor volgorde van tijd

Slide 17 - Slide

De winkeleigenaar deed eerst de deur open. Daarna zette hij het kraampje buiten.

Slide 18 - Slide

Ik loop naar de metro waar ik vervolgens een kaartje koop.

Slide 19 - Slide

Terwijl mijn broer de hond eten geeft, maak ik de kattenbak schoon.

Slide 20 - Slide

Ieder kind doet wel eens een klusje: de auto wassen, afwassen of stofzuigen.
A
volgorde van tijd
B
opsomming
C
voorbeeld
D
bijzaak

Slide 21 - Quiz

Dat is oneerlijk. Bovendien worden ze slecht betaald.
A
voorbeeld
B
volgorde van tijd
C
opsomming

Slide 22 - Quiz

In India werken de kinderen in fabrieken waar ze onder andere tapijten maken.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
volgorde van tijd
D
hoofdzaak

Slide 23 - Quiz

Deze kinderen gaan eerst werken en daarna pas naar school.
A
voorbeeld
B
opsomming
C
volgorde van tijd
D
kernzin

Slide 24 - Quiz

De kinderen in India hebben recht op:
- school
-vrije tijd
A
opsomming
B
voorbeeld
C
volgorde van tijd

Slide 25 - Quiz

Op intranet vind je informatie over de school. Zo staat er iets over het rooster en de cijfers.
A
volgorde van tijd
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 26 - Quiz

Nadat je het antwoord hebt ingevuld, krijg je feedback.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
volgorde van tijd

Slide 27 - Quiz

In mijn boodschappentas zit brood, melk, taart en vis.
A
voorbeeld
B
volgorde van tijd
C
opsomming

Slide 28 - Quiz

We hebben een leuke klas. Neem nou Simon, echt een toffe peer!
A
opsomming
B
voorbeeld
C
volgorde van tijd

Slide 29 - Quiz