H19

VRAGEN bij H19
Om jezelf te toetsen, op te scherpen en inzicht te krijgen waar je bij moet leren.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

VRAGEN bij H19
Om jezelf te toetsen, op te scherpen en inzicht te krijgen waar je bij moet leren.

Slide 1 - Slide

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 2 - Drag question

Begin en einde van transcriptie worden veroorzaakt door specifieke volgorden van stikstofbasen in een DNA-molecuul.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Bij prokaryoten bindt RNA-polymerase aan de promotor als daar ook transcriptiefactoren gebonden zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een RNA-keten ontstaat in de 5' naar 3' richting langs een DNA-keten
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Van één gen kunnen mRNA-, rRNA- en t-RNA moleculen worden gevormd.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Bij prokaryoten kan het aflezen van mRNA al beginnen tijdens de synthese.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In een gen zijn 7 exons. Na transcriptie ontstaat er door splicing 1 mRNA molecuul dat wordt vertaald in 1 eiwit
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

In een gen zijn 7 exons. Na transcriptie kunnen door alternative splicing meerdere mRNA's ontstaan die worden vertaald verschillende eiwitten.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Introns bestaan uit niet coderend DNA
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat brengt aminozuren naar de ribosomen?
A
mRNA
B
rRNA
C
tRNA

Slide 11 - Quiz

Welk molecuul lezen ribosomen af om de polypeptideketen te maken?
A
DNA
B
mRNA
C
tRNA
D
rRNA

Slide 12 - Quiz

Het maken van mRNA, tRNA en rRNA noemen we...
A
Replicate
B
Transcriptie
C
Translatie

Slide 13 - Quiz

Van RNA bestaan verschillende soorten. Welke soort RNA is betrokken bij het splicingsproces?
A
mRNA
B
tRNA
C
rRNA
D
snRNA

Slide 14 - Quiz

In een cel komen 3 types RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA worden aangemaakt via transcriptie

Slide 15 - Quiz

Wat is het anti-codon in tRNA voor 'AUG' ?
A
UAC
B
ATG
C
AUG
D
CGC

Slide 16 - Quiz

KLEIN
GROOT
Nucleotide
Stikstofbase
Gen
Genoom
Chromosoom

Slide 17 - Drag question

Waar kan DNA aanwezig zijn in cellen?
A
In de kern
B
In mitochondria
C
In cloroplasten
D
In alle drie organellen

Slide 18 - Quiz

Hoe heet het klein cirkelvormige DNA in bacteriën?
A
kern DNA
B
plasmide
C
groot cirkelvormig DNA

Slide 19 - Quiz

Een nucleotide bestaat uit
A
een suiker, fosfaatgroep en een stikstofbase
B
een suiker
C
een fosfaatgroep
D
een stikstofbase

Slide 20 - Quiz

Alleen in mitochondriën is het enzym DNA-polymerase-γ actief. Dit enzym
kopieert, controleert en repareert het mtDNA. Het gen voor dit enzym bevindt zich niet in de mitochondriën, maar in de celkern.
In een cel kunnen de volgende processen optreden:
1 replicatie; 2 splicing; 3 transcriptie; 4 translatie. Welke treden in welke volgorde op bij de productie van het enzym DNA-polymerase-γ ?
A
2-3-4
B
3-2-4
C
3-4-2
D
1-3-2-4

Slide 21 - Quiz

E.coli a heeft een mutatie in de promotor.
E.coli b heeft een mutatie in de operator. In welke bacterie wordt beta-galactosidase geproduceerd?
A
in bacterie a en b
B
alleen in bacterie a
C
alleen in bacterie b
D
in geen enkele bacterie

Slide 22 - Quiz

Als het transcriptie proces voltooid is, dan gaat het RNA Polymerase..…

A
even koffie drinken
B
weer op zoek naar een promotor die met een sigma factor bindt
C
zich bezig houden met de regulatie van de eiwitsynthese
D
RNA primer maken voor de replicatie

Slide 23 - Quiz

Wat is een mogelijke functie van een regulatorgen bij prokaryoten?
A
Het codeert voor een stof die RNA-polymerase blokkeert
B
Het codeert niet voor een stof maar bindt transcriptie factoren
C
Het leidt RNA-polymerase naar promotor
D
Het codeert voor stofwisselingsenzymen

Slide 24 - Quiz

Pre mRNA
Rijp mRNA
5'G-cap
UTR
Exon
Poly A-tail
Intron

Slide 25 - Drag question