Het perfectum

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

1 / 54

Slide 1: Slide

NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het perfectum

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wanneer heb jij je verkleed?

Heb je iets gemaakt of gekocht?

Slide 3 - Slide

a) De kinderen maken kledij.

b) De kinderen hebben kledij gemaakt.

Welke zin is juist?

Slide 4 - Slide

De kinderen maken kledij.

Nu = tegenwoordig

Now = nowadays

الآن = في الوقت الحاضر

alan = fi alwaqt alhadir

اوس = نن ورځ

os = nan warz

Maintenant = aujourd'hui

Slide 5 - Slide

De kinderen hebben kledij gemaakt.

verleden = voltooid

past = completed

الماضي = اكتمل

almadi = aktamilا

تېر = بشپړ شوی

ter = bashpar shawi

passé = terminé

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Vul aan:
(zeggen) Ik heb ...

Slide 28 - Open question

Vul aan:
(wandelen) Ik heb ...

Slide 29 - Open question

Vul aan:
(maken) Ik heb ...

Slide 30 - Open question

Vul aan:
(snappen) Ik heb ...

Slide 31 - Open question

Vul aan:
(struikelen) Ik ben...

Slide 32 - Open question

Vul aan:
(dromen) Ik heb ...

Slide 33 - Open question

Vul aan:
(passen) Ik heb ...

Slide 34 - Open question

Vul aan:
(fietsen) Ik heb ...

Slide 35 - Open question

Vul aan:
(groeien) Ik ben...

Slide 36 - Open question

Vul aan:
(praten) Ik heb ...

Slide 37 - Open question

Vul aan:
(luisteren) Ik heb ...

Slide 38 - Open question

Vul aan:
(spelen) Ik heb ...

Slide 39 - Open question

Vul aan:
(rennen) Ik heb ...

Slide 40 - Open question

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Vul aan:
(reizen) Ik heb ...

Slide 48 - Open question

Vul aan:
(kleven) Ik heb ...

Slide 49 - Open question

Vul aan:
(vrezen) Ik heb ...

Slide 50 - Open question

Vul aan:
(beloven) Ik heb ...

Slide 51 - Open question

Vul aan:
(proeven) Ik heb ...

Slide 52 - Open question

Vul aan:
(niesen) Ik heb ...

Slide 53 - Open question

Slide 54 - Slide

Het perfectum

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Open question

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Open question

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Open question

Slide 51 - Open question

Slide 52 - Open question

Slide 53 - Open question

Slide 54 - Slide

More lessons like this

GRAMMATICA: HET PERFECTUM

Perfectum Werkwoorden Voor Beginners

het perfectum

W3 - NE MC1/NE C: Spelling: v.t.t.

groep 8 werkwoord spelling cito

het perfectum

het perfectum

De indicatief perfectum