This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
programma week 37.1
Terugblik -inloggen lessonup (zojlk)
Lezen
Uitleg
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 1 - Slide
terugblik
klascode: zojlk
1.2.1. Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.
Slide 2 - Slide
Wat is waar?
A
Weefsel bestaat uit cellen met dezelfde functie
B
Cellen zijn groot
C
Cellen zijn organen
D
De longen zijn cellen
Slide 3 - Quiz
Organisatieniveau: zet in de juiste volgorde van groot naar klein
Orgaan
Organel
Organisme
Weefsel
Organenstelsels
Cel
Slide 4 - Drag question
Dit weefsel is afkomstig uit het
A
zenuwweefsel
B
bindweefsel
C
beenweefsel
D
spierweefsel
Slide 5 - Quiz
Enkele organen zijn: maag - slokdarm - lever
Tot welk organenstelsel behoren deze organen?
A
ademhalingsstelsel
B
spierstelsel
C
zenuwstelsel
D
verteringsstelsel
Slide 6 - Quiz
De afbeelding geeft een deel van de opperhuid van een blad weer met een huidmondje. De letters P en Q geven twee cellen aan. Behoren cel P en cel Q tot hetzelfde soort weefsel? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open question
De afbeelding hieronder geeft een doorsnede weer van een blad van een plant, gezien door een microscoop. Enkele delen zijn met een letter aangegeven. Welke letter geeft een deel van het blad aan dat uit één soort weefsel bestaat?
A
P
B
Q
C
R
D
P en Q
Slide 8 - Quiz
1.3 Cellen van dieren en planten.
Slide 9 - Slide
Opdracht
Pak je werkboek
Lezen in stilte blz. 21 + 22
timer
8:00
Slide 10 - Slide
Leerdoelen basisstof 3
Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies.
Je kent de verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen.
Slide 11 - Slide
Dierlijke cel
De dierlijke cel wordt omgeven door een dun vlies: het celmembraan
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt. Om de celkern ligt een dun vlies: het kernmembraan
Cytoplasma is een stoperige vloeistof van water met opgeloste stoffen
Slide 12 - Slide
Plantaardige cel
Cytoplasma: stroperige vloeistof van water met opgeloste stoffen.
Celwand: stevige laag om een plantencel. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel.
Bladgroenkorrel: in de bladgroenkorrels vindt de fotosyntheze plaats. Bladgroenkorrels geven de plant hun groene kleur.
Celkern: regelt alles wat er in de cel gebeurt.
Vacuole, blaasje gevuld met vocht in een plantencel. Zorgt voor stevigheid van de groene delen van de plant.
Celmembraan: dun vlies om de cel, aan de binnenkant van de celwand.
Intercellulaire ruimte: holte tussen de celwanden. De intercellulaire ruimten zijn gevuld met lucht of water.
Slide 13 - Slide
Verschillen en overeenkomsten
Slide 14 - Slide
Elk onderdeel heeft zijn eigen functie
Celwand: Beschermen van de cel en geeft stevigheid
Celmembraan: Het wel of niet doorlaten van de stoffen
Celkern: Regelt alles wat er in een cel gebeurt.
Vacuole: zorgt voor stevigheid
Bladgroenkorrel: Zorgt voor energierijke stoffen (fotosynthese)
Cytoplasma: Stroperige vloeistof
Slide 15 - Slide
Plastiden
Bladgroenkorrels:
in de groene delen van de plant
hierin vindt fotosynthese plaats waarbij glucose ontstaat
de plant gebruikt glucose als energiebron, maar ook als grondstof om de stoffen te maken waaruit de plant is opgebouwd
Kleurkorrels:
in de cellen van bloemen en vruchten
gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels:
zijn kleurloos
bijv. in aardappels
in zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen
zetmeel is een belangrijke reservestof voor planten
Slide 16 - Slide
Tekst
Kleurkorrels in de plantencellen kunnen van het ene type overgaan naar het andere type
Wat gebeurt hier precies?
Slide 17 - Slide
opdracht
Lezen en maken bs 1.3 - online
opdracht 3 maak je in je werkboek.
Let op: Als je nog niet alle opdrachten van bs 1.2 af hebt moet je deze eerst afmaken.
timer
15:00
Slide 18 - Slide
1.3 Cellen van dieren en planten.
Afsluiting
Slide 19 - Slide
Welke cel heeft een celmembraan?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 20 - Quiz
Welke cel heeft een celkern?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cel
D
Geen van beiden
Slide 21 - Quiz
Een dierlijke cel heeft bladgroenkorrels
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Een celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.