5WWE: herhaling pedagogiek blz 117

• Sociale wetenschappen
• Secundair onderwijs

5WWE: herhaling pedagogiek blz 117

Wat betekent gezinscohesie?

1. samenhorigheid en gebondenheid
2. stabiliteit in de samenstelling
3. hoe omgaan met moeilijkheiden
4. manier waarop de macht verdeeld is

Welke opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door hoge responsiviteit en lage controle?

1. Permissief
2. Autoritatief
3. Verwaarlozend
4. Autoritair

De opvoeder zorgt ervoor dat het kind geen positieve effecten meer ondervindt van het gedrag =

1. positief straffen
2. uitdoven
3. bekrachtigen
4. modelleren

Modelleren hoort bij

1. sociaal-cognitieve leertheorie
2. Humanistische psychologie
3. Psychoanalyse
4. Sociaal-culturele theorie

Pedagogisch optimisme =

1. Kinderen zijn goede wezens
2. Het komt uiteindelijk altijd goed met het kind
3. De opvoeder heeft een belangrijke invloed
4. Steeds nieuwe straffen en beloningen zoeken

Het transactioneel proces speelt zich af tussen

1. opvoeder - kind
2. opvoeder - kind - omgeving
3. de verschillende opvoeders van 1 kind
4. de peergroup - kind

Wat is kenmerkend voor de autoritatieve opvoedingsstijl?

1. Lage controle Hoge responsiviteit
2. Hoge controle Lage responsiviteit
3. Lage controle Lage responsiviteit
4. Hoge controle Hoge responsiviteit

Wat is kenmerkend voor de permissieve opvoedingsstijl?

1. Lage controle Hoge responsiviteit
2. Hoge controle Lage responsiviteit
3. Lage controle Lage responsiviteit
4. Hoge controle Hoge responsiviteit

In welke opvoedingsstijl kijkt de opvoeder nauwelijks om naar het kind?

1. Permissief
2. Autoritatief
3. Verwaarlozend
4. Autoritair

Wat is het belangrijkste doel van anti-autoritaire opvoeding?

1. Kind weet dat het bij ouders terecht kan
2. Kind leert zelfstandig zijn
3. Kind leert eigen keuzes maken
4. Kind gehoorzaamt

Psychologische controle is een...

1. risicofactor op microniveau
2. risicofactor op macroniveau
3. beschermende factor op microniveau
4. beschermende factor op macroniveau

Responsiviteit is een...

1. risicofactor op microniveau
2. risicofactor op macroniveau
3. beschermende factor op microniveau
4. beschermende factor op macroniveau

Een negatieve straf...

1. heeft negatief effect op het zelfbeeld
2. heeft geen effect
3. neemt iets leuks af
4. is een zeer zware straf

Een nieuwe koptelefoon krijgen is een voorbeeld van …

1. positieve materiële beloning
2. negatieve activiteitsbeloning
3. positieve sociale beloning
4. negatieve materiële beloning

Wat betekent overrechtvaardiging?

1. te weinig belonen --> minder intrinsieke motivatie
2. te weinig belonen --> minder extrinsieke motivatie
3. te veel belonen --> minder intrinsieke motivatie
4. te veel belonen --> minder extrinsieke motivatie

Je geeft het best niet te veel materiële beloningen.

1. waar
2. niet waar

Een positieve straf is een goede straf.

1. waar
2. niet waar

Geen tv mogen kijken is een voorbeeld van een negatieve activiteitsstraf.

1. waar
2. niet waar

Aangeleerde hulpeloosheid betekent dat het kind niet zelfstandig wordt, omdat de ouders veel overnemen.

1. waar
2. niet waar

Uitdoven betekent dat de opvoeder vervelend gedrag aanpakt door het consequent te bestraffen.

1. waar
2. niet waar

De pedagogische tik is verboden in België.

1. waar
2. niet waar

Overrechtvaardiging betekent dat je te veel uitleg wanneer je een straf geeft.

1. waar
2. niet waar

Een token is een vorm van straf.

1. waar
2. niet waar

Modelleren houdt in dat de opvoeder bewust gewenst gedrag voordoet aan het kind.

1. waar
2. niet waar