Uitleg Lidwoorden

Het artikel
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het artikel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

DOEL VAN DE LES
Jullie kennen de regels die bij de lidwoorden horen, zodat je weet wanneer je de, het, een of niets moet gebruiken.

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog?
In twee- of drietallen: 
  1. Bedenk in maximaal  5 minuten de regels voor 'de' woorden.
  2. Bedenk in maximaal 5 minuten de regels 
        voor 'het' woorden.

timer
5:00

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?

  • De, het, een regels herhalen.
  • Uitleg wanneer geen artikel. 
  • Oefenen, oefenen, oefenen.
  • Afsluiten en vooruitblikken naar volgende week. 

Slide 5 - Slide

Artikels
Een artikel staat altijd voor een substantief.
dieren, dingen, mensen

DE & HET
Het is duidelijk wie of wat je bedoelt.

EEN
Het is niet duidelijk wie of wat je bedoelt.

Slide 6 - Slide

DE
alle substantieven die in het meervoud staan
  • ......
woorden voor vruchten en bomen
  • .....
namen van bergen en rivieren
  • .....
  • .....
namen van cijfers en letters
  • .....
  • .....

Slide 7 - Slide

HET

alle verkleinwoorden
.....
namen van talen
.....
namen van landen en plaatsen
.....
namen van metalen het metaal | het zilver | het ijzer
namen van windrichtingen
      het noordoosten | het westen | het zuiden
woorden die eindigen op –isme het communisme | het boeddhisme het

Slide 8 - Slide

weetwoorden
- Bij heeeeeeeel veel andere woorden moet je de lidwoorden uit je hoofd leren. 


Slide 9 - Slide

uitleg
Wanneer gebruik je geen artikel

Slide 10 - Slide

GEEN artikel
  • bij onbepaalde ('een')substantieven in het meervoud: Daar lopen mensen. (Je zegt niet daar lopen een mensen).
  • bij niet-telbare niet-specifieke substantieven: Wil jij suiker in je koffie? (water, geluk, melk, regen etc.)
  • bij namen, beroepen, nationaliteiten of rol: 
       Zij is docent; Hij is Belg; Hij is vader van drie kinderen.
  • bij vrij vaste combinaties: pen en papier, naam en adres.

Slide 11 - Slide

GEEN artikel
  • bij dagen en tijd. (Het is avond).
  • bij namen van werelddelen, landen, steden, enz.: Ik woon in Amsterdam.
  • bij veel plaatsaanduidende verbindingen met een voorzetsel: op school, naar huis, aan tafel, in bed, enz.
  • bij spreken, studeren en leren. Ik spreek Arabisch, ik studeer biologie, ik leer Nederlands. 

Slide 12 - Slide

GEEN artikel
  • bij ziektes. Ik heb giep. Thomas heeft malaria. Vorig jaar had ik Corona.
  •  bij namen. Je krijgt de groetjes van Saskia! 
  • Spelen. Yvonne speelt gitaar. Hij speelt poker.

Slide 13 - Slide

Onthoud! 

Sommige vaste combinaties krijgen geen artikel.
  • op kantoor
  • op vakantie/ op reis
  • op bezoek
  • op kamers
  • op straat
  • op school 

Slide 14 - Slide

Nu jullie..

Slide 15 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... noorden
en waarom??
en waaom??

Slide 16 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
Ik heb ... griep. 

Slide 17 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... glas

Slide 18 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... banaan

Slide 19 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... folders

Slide 20 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
Ik spreek ... Spaans. 

Slide 21 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... Nijl

Slide 22 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
Zij is ... dokter. 

Slide 23 - Slide

Wat is het juiste artikel? 
... raampjes

Slide 24 - Slide

OPDRACHT UITLEG
woordkaartjes zebra 
60 woorden
werkblad maken woordkaartjes

Slide 25 - Slide

Maak nu de oefeningen
timer
15:00
- in drietallen
- schrijf het juiste artikel
- schrijf op waarom / wat is de regel?

Slide 26 - Slide

opdracht bespreken

Slide 27 - Slide

Wat heb je geleerd?
evalueren
iets om te checken

Slide 28 - Slide

Welke 3 artikels zijn er?
A
de, het, een
B
de, het
C
het, een, op
D
een, geen, de

Slide 29 - Quiz

Artikels
Wat is fout?
A
de paard
B
de fles
C
de ring
D
de kast

Slide 30 - Quiz

Artikels
Wat is fout?
A
het glas
B
het pak
C
het konijn
D
het vogel

Slide 31 - Quiz

Artikels
Wat is fout?
A
de noorden
B
de machine
C
de fotograaf
D
de school

Slide 32 - Quiz

Artikels
Wat is fout?
A
de boom
B
het dier
C
het afspraak
D
de nijl

Slide 33 - Quiz