Vocabulaire + quiz

1VWO
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with text slides.

Items in this lesson

1VWO

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

BONJOUR ET BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 3 - Slide

La tâche de début


Travaillez 5 minutes sur duolingo
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Aujourd'hui
  • La tâche de début
  • Francofolie 
  • Apprenez le vocabulaire
  • Jeu

Slide 5 - Slide

Maak groepjes
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Vocabulaire/phrases-clés

Slide 7 - Slide

Vraag 1
Vertaal: het ijsje

Slide 8 - Slide

Vraag 2
Vertaal: de vis

Slide 9 - Slide

Vraag 3
Vertaal: 
Ik zou graag een crêpe willen alstublieft.

Slide 10 - Slide

Vraag 4
Vertaal: 
Ik heb honger

Slide 11 - Slide

Vraag 5
Vertaal:
Ça coute combien?

Slide 12 - Slide

Vraag 6
Vertaal:
Eet smakelijk!

Slide 13 - Slide

Vraag 7
Vertaal:
Heb jij een broer?

Slide 14 - Slide

Vraag 8
Vertaal:
Mag ik naar de WC?

Slide 15 - Slide

Vraag 9
Vertaal:
aider

Slide 16 - Slide

Vraag 10
Vertaal:
45

Slide 17 - Slide

Francofolie

Slide 18 - Slide

Vraag 1
Wat betekent ''Francofolie''?

Slide 19 - Slide

Vraag 2
Noem 5 landen waar Frans gesproken wordt.

Slide 20 - Slide

Vraag 3
Wie is de president van Frankrijk?

Slide 21 - Slide

Vraag 4
Noem 3 Franse steden (m.u.v. Parijs)

Slide 22 - Slide

Vraag 5
Noem een typisch Frans gerecht 
(gerecht; dus GEEN croissant/baguette/crêpe etc..)

Slide 23 - Slide

Vraag 6
Noem 1 cultuurverschil tussen Nederland & Frankrijk, over het onderwerp eten

Slide 24 - Slide

Vraag 7
Wat is de best bezochte plek in Frankrijk?

Slide 25 - Slide

Vraag 8
Noem een bekend Frans persoon 
(artiest, sporter, acteur....)

Slide 26 - Slide

Vraag 9
Noem een Frans merk
(auto, kleding, schoenen etc..)

Slide 27 - Slide

Vraag 10
Hoeveel inwoners heeft Frankrijk?

Slide 28 - Slide

Au travail!
Apprenez le vocabulaire & phrases-clés à la page 92 t/m 94

Fini? Maak de zinnen in de phrases-clés ontkennend: bron H

timer
5:00

Slide 29 - Slide

Jeu (spel)
Wie ben ik? - Qui suis-je?

Schrijf een woord uit de vocabulaire lijst op een blaadje en plaats deze op het voorhoofd van je buurman/buurvrouw. 

Raad het woord door middel van ja/nee vragen.

Slide 30 - Slide