zww, hww, kww

DOEL VAN DEZE LES

KOPPELWERKWOORD

aan het einde van deze les weet je wat koppelwerkwoorden zijn en kan je deze herkennen in een zin.



1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DOEL VAN DEZE LES

KOPPELWERKWOORD

aan het einde van deze les weet je wat koppelwerkwoorden zijn en kan je deze herkennen in een zin.



Slide 1 - Slide

Koppelwerkwoord
les 20


Zelfstandig werkwoord (zww)
Hulpwerkwoord (hww)
Koppelwerkwoord (kww)




Slide 2 - Slide

Theorie les 20
  • we lezen samen de theorie van les 20.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig werkwoord
Het gezegde geeft aan wat iets of iemand doet of wat er gebeurt met het ow.
Als er in een zin met een wg maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord.

VB: Zijn oma kampeert nog elke zomer. 


Slide 4 - Slide

Hulpwerkwoord
Als een zin meer werkwoorden heeft, staat het zww meestal achteraan in de zin.
Alle andere werkwoorden (ook de pv), zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Stan en Jim zouden graag kunnen breakdancen. 


Slide 5 - Slide

Koppelwerkwoord

Een koppelwerkwoord koppelt een eigenschap aan het onderwerp. Het onderwerp is of wordt iets. 

VB: Jay is bang. 


Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoord
Er zijn 9 koppelwerkwoorden die je uit je hoofd moet leren:



zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
vóórkomen
Mijn beste vriend heet Joshua.
Dat dunkt me geloofwaardig.
(Ik vind dat het geloofwaardig is)
Zij komt me erg gespannen voor.
(Zij lijkt me erg gespannen).

Slide 7 - Slide

Koppelwerkwoord / Hulpwerkwoord
Als een zin meerdere werkwoorden heeft, staat het koppelwerkwoord meestal achteraan in de zin.
De andere werkwoorden, ook de pv, zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Het eten is inmiddels koud geworden


Slide 8 - Slide

Zij zou naar school komen.
komen =
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 9 - Quiz

Zij zou naar school komen.
zou =
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 10 - Quiz

Willem is jarig geweest.
is = ?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 11 - Quiz

Willem is jarig geweest.
geweest = ?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 12 - Quiz

Op Instagram staat een rare foto.
staat =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 13 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.
zou=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quiz

Parijs is een prachtige stad.

is=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 15 - Quiz

Mijn oma heeft de lekkerste appeltaart gebakken.
gebakken=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 16 - Quiz

Later wil mijn broer tandarts worden.

worden=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 17 - Quiz

Mijn hond is de hele dag lief geweest.

geweest =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 18 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

zou =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 19 - Quiz

Hij wordt een aardige docent.

wordt=
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 20 - Quiz

Mijn ouders zijn heel aardig geweest.

zijn =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 21 - Quiz

Aan de slag 
 Maak opdracht 
1 t/m 4 van cursus 5 
paragraaf 6 

Klaar?
Maak opdracht 5 t/m 7.

Slide 22 - Slide