What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling 2F (1) werkwoorden en pv tt
werkwoorden
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
30 slides
, with
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
werkwoorden
Slide 1 - Slide
lesplanning
wat is een werkwoord
hoe verandert een werkwoord
wat is een persoonsvorm
wat is het onderwerp van een zin
wat is tegenwoordige tijd
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 2 - Slide
na deze les weet je:
wat werkwoorden zijn
hoe werkwoorden kunnen veranderen
wat een persoonsvorm is
wat het onderwerp in een zin is
wat tegenwoordige tijd betekent
wat de stam van een werkwoord is
Slide 3 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 4 - Slide
Ik kan ..........
Vul deze zin verder aan.
Slide 5 - Slide
Ik kan......
Ik kan zingen.
Ik kan bewegen.
Ik kan voetballen.
Ik kan schrijven.
Ik kan lachen.
Ik kan tekenen.
Ik kan fietsen.
Slide 6 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 7 - Slide
werkwoorden veranderen
Ik kan zingen.
Ik zing.
Jij zingt.
Jullie zingen.
Ik zong.
Wij zongen.
Zij heeft gezongen.
Slide 8 - Slide
wat is een werkwoord?
1. We lopen naar de bakker.
2. De auteur schrijft een boek.
3. Dat beest loopt mank.
4. Wat zegt ze?
5. Romy houdt van dansen.
en
.
Slide 9 - Slide
een werkwoord
is iets wat je kunt doen
en
kan veranderen van vorm
Slide 10 - Slide
fietsen
ik fiets
jij, je, u fietst
hij, zij, het fietst
fiets jij?
wij, we fietsen
jullie fietsen
zij, ze fietsen
Slide 11 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 12 - Slide
persoonsvorm
ander woord voor werkwoord
een werkwoord kan van vorm veranderen
het werkwoord past de vorm aan bij wie of wat het hoort
Slide 13 - Slide
Ik fiets naar huis.
persoonsvorm = fiets
Wie fietst?
Slide 14 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 15 - Slide
onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
=
onderwerp
Slide 16 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 17 - Slide
Ik fiets naar huis
Wie fietst?
Ik
Slide 18 - Slide
Ik fiets naar huis
Wie fietst?
Ik
Slide 19 - Slide
Ik fiets naar huis
Wie fietst? -> Ik -> onderwerp
fietst -> persoonsvorm
Slide 20 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 21 - Slide
tegenwoordige tijd
Nu
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
stam
fiets/en
lach/en
vind/en
teken/en
Slide 24 - Slide
t
ik stam
jij stam+t
stam jij?
hij/zij/het stam+t
wij/jullie/zij hele werkwoord
Slide 25 - Slide
ik stam
jij stam+t
stam jij?
hij/zij/het stam+t
wij/jullie/zij hele werkwoord
lach
ik ................
jij .......
...... jij
hij ...........
wij ..............
Slide 26 - Slide
ik stam
jij stam+t
stam jij?
hij/zij/het stam+t
wij/jullie/zij hele werkwoord
Werken
ik ................
jij .......
...... jij
hij ...........
wij ..............
Slide 27 - Slide
ik stam
jij stam+t
stam jij?
hij/zij/het stam+t
wij/jullie/zij hele werkwoord
lopen
ik ................
jij .......
...... jij
hij ...........
wij ..............
Slide 28 - Slide
werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
Hoe kunnen werkwoorden veranderen?
Wat is een persoonsvorm?
Wat is het onderwerp in een zin?
Wat betekent tegenwoordige tijd?
wat betekent 'stam' van een werkwoord
Slide 29 - Slide
opdracht
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Werkwoorden vervoegen
March 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
4 Taal deel 1
March 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Zinsconstructie
October 2023
- Lesson with
23 slides
NT2
Secundair onderwijs
Zinsconstructie
8 days ago
- Lesson with
23 slides
NT2
Secundair onderwijs
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
May 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!
April 2023
- Lesson with
15 slides