This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Past simple affirmative
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
uitleg grammatica
oefenen met grammatica
onregelmatige werkwoorden p. 270
Slide 2 - Slide
Past simple (regular verbs)
regelmatige werkwoorden in de verleden tijd --> vaste regel. werkwoord + ed call - called work - worked
eindigt het ww op een e dan voeg je alleen een d toe. arrive - arrived live - lived
eindigt het ww op een medeklinker + y dan vervalt de y en schrijf je ied aan het einde. marry - married try - tried
bij korte werkwoorden (1 lettergreep) met aan het einde een klinker + medeklinker, verdubbelt de medeklinker. jog - jogged stop - stopped
Slide 3 - Slide
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?
He ________ the books yesterday.
A
carrie
B
carryd
C
carryed
D
carried
Slide 4 - Quiz
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?
She _________ hard 2 days ago.
A
worked
B
works
C
work
D
workked
Slide 5 - Quiz
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?
The kids _________ the dog.
A
adore
B
adoreed
C
adored
D
adorred
Slide 6 - Quiz
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?
The car suddenly ________?
A
stopt
B
stopped
C
stoped
D
stoppet
Slide 7 - Quiz
Past simple (irregular verbs)
onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd hebben een vaste vorm.
De vaste vormen moet je uit je hoofd kennen / leren. Hier is geen regel voor! check blz 270 in je boek.Bijvoorbeeld: buy - bought drink - drank run - ran find - found
Slide 8 - Slide
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?
The man _______ a bottle of water.
A
buy
B
bought
C
buyed
D
buied
Slide 9 - Quiz
Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?