LS 3 les 1 repaso

1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Español
Examens:
- Geïntegreed examen P 10 (lezen, luisteren, gesprek voeren, schrijven)
Nodig:
- Meta Profesional
- LessonUp
- Teams 

Slide 2 - Slide

Objetivos de esta clase
- Je kunt een persoon beschrijven.
- Je kunt werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd.
- Je kunt vertellen dat je iets (niet) leuk vindt.

Slide 3 - Slide

Een persoon omschrijven
- Werk in tweetallen.
- Kies samen een (beroemd) persoon die je omschrijft.
- Benoem:
    * Naam
    * Leeftijd
    * Nationaliteit
    * Beroep
    * Iets bijzonders aan die persoon 


Slide 4 - Slide

Persoon omschrijven voorbeeld
1. Es un hombre.
2. Tiene 37 años.
3. Es portugués. Es de Aveiro
4. Es futbolista.
5. Es delantero.
    Su pareja es española y se llama Georgina.
6. Tiene cinco hijos
                                                                                                   ¿Quién es ...?
    

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

trabajar

Slide 7 - Open question

cuarenta

Slide 8 - Open question

mayo

Slide 9 - Open question

estudiar

Slide 10 - Open question

alegre

Slide 11 - Open question

la casa

Slide 12 - Open question

correo electrónico

Slide 13 - Open question

el apellido

Slide 14 - Open question

¿dónde?

Slide 15 - Open question

deporte

Slide 16 - Open question

Ik heet Guadalupe.
... Guadalupe.

Slide 17 - Open question

Juan studeert Spaans.
Juan ... español.

Slide 18 - Open question

Ik woon in Rotterdam.
Yo ... en Rotterdam.

Slide 19 - Open question

Ik ben 18 jaar.
... 18 años.

Slide 20 - Open question

Ik vind voetbal leuk.
... el fútbol

Slide 21 - Open question

Mijn nationaliteit is Nederlands.
Mi nacionalidad es ...

Slide 22 - Open question

Ik ben student

Slide 23 - Open question

Grammatica
Bekijk de volgende slides als je wat extra informatie of herhaling nodig hebt van:
- de regelmatige werkwoorden;
- gustar

Slide 24 - Slide

Werkwoorden oefenen
Op deze website kun je je werkwoorden oefenen.

Kies voor regelmatige werkwoorden
Klik rechts bij "tijden" op "presente"


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

GUSTAR (1)
Me gusta viajar.
¿Te gusta el fútbol?
Me gustan las vacaciones.

Nos gusta comer pizza.
A José no le gusta trabajar.
No me gustan los deberes.

Oefen het werkwoord hier

Slide 27 - Slide

GUSTAR (regels)
gusta + werkwoord
gusta + enkelvoud

gustan + meervoud

NB 
altijd een bepaald lidwoord of bezittelijk voornaamwoord
el / la / los / las, mi(s), tu(s), su(s),, etc

Slide 28 - Slide

MP WB p. 38
Test
Kruis het juiste antwoord aan.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video