Les 8 - Taalverzorging H3

Les 8 - Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
3mavo
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Les 8 - Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
3mavo

Slide 1 - Slide

Deze les...
Zelf lezen in eigen leesboek - 10 minuten
Theorie - blz. 84
Oefenen met LessonUp
Online aan de slag met Nieuw Nederlands
Huiswerk?

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les kun je...
  • Voltooide deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden herkennen en correct gebruiken.
  • De verlengproef toepassen om te bepalen of een voltooid deelwoord op een -d of -t eindigt in de bijvoeglijke vorm.

Slide 3 - Slide

Het gebruik van voltooide deelwoorden in zinnen
Voltooid deelwoord kan als gezegde in een zin voorkomen
  • Ik heb het winkelcentrum verbouwd.

Voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt
  • Het verbouwde winkelcentrum is mooi geworden.

Slide 4 - Slide

Het verschil tussen voltooide deelwoorden als onderdeel van het gezegde en als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord 
Voltooid deelwoord kan bijvoeglijk naamwoord worden

Slide 5 - Slide

De verlengproef om te bepalen of een voltooid deelwoord op een -d of -t eindigt
Verlengproef: methode om te bepalen of een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op een -d of -t eindigt 

Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk!!!!!!!
  1. De broek is ingekort. > De ingekorte broek.
  2. De muur is gewit. > De gewitte muur.
  3. Het geld is uitbesteed. > Het uitbestede geld.

Slide 6 - Slide

Een voltooid deelwoord als bijvoegelijk naamwoord schrijf je...
A
zo lang mogelijk
B
zo kort mogelijk

Slide 7 - Quiz

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 8 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(vergeten) De ... groente
A
vergeette
B
vergeten
C
vergeet
D
vergete

Slide 9 - Quiz

De (besteden, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) tijd
A
besteedde
B
besteede
C
bestede

Slide 10 - Quiz

Voorbeelden
  1. De oude boom staat in de tuin. 
  2. Het gebroken raam moet worden gerepareerd.
  3. Het vervangen raam moet weer worden vervangen.
  4. De jongen heeft een ziekte opgelopen. De opgelopen ziekte zorgt voor vermoeidheid.

Slide 11 - Slide

Voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord?

De hond werd UITGELATEN.
A
voltooid deelwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
geen van beiden

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
botsen
A
bebotst
B
gebotst
C
beboste
D
gebotste

Slide 13 - Quiz

De (vergroten, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) foto ...
A
vergrote
B
vergroote
C
vergrootte

Slide 14 - Quiz

Schrijf 3 zinnen waarin je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Slide 15 - Mind map

Dus uiteindelijk...
  • Voltooid deelwoord: Een vorm van een werkwoord die aangeeft dat een handeling is voltooid en die als bijvoeglijk naamwoord kan worden gebruikt. 
  • Verlengproef: Een methode om te bepalen of een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op een -d of -t eindigt door het woord te verlengen. 
  • Bijvoeglijk naamwoord: Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord en dat kan worden gevormd uit een voltooid deelwoord.

Slide 16 - Slide

Online aan de slag met Nieuw Nederlands
Ga naar Nieuws Nederlands en klik op Hoofdstuk 3
Klik op 

Online aan de slag met Nieuw Nederlands
Klik op Hoofdstuk 3
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Maak de opdrachten van jouw leerroute > Begin bij opdracht 1.

Slide 17 - Slide

Huiswerk?
Maandag 27 januari: leesboek 2 uit (zorg dat je je leesboek komende tijd echt bij je hebt > Lezen aan het begin van de les)

Vrijdag 7 februari: 2e boekverslag inleveren op papier
Powerpoint vind je in jaarbijlagen, Hoofdstuk 3, Les 6.

Slide 18 - Slide

Huiswerk?
Woensdag 5 februari: toets H3 lezen + woordenschat + grammatica + spelling (blz. 64-71 + 78-85):

Wat moet je kunnen?
Ik kan opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf (woordenlijst!)
Ik kan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
Ik kan lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden benoemen.
Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord goed spellen.

Extra punt op je toets verdienen?
Wil je tot 1,0 extra verdienen op je repetitiecijfer???
Lever de strip dan in tijdens de les in op woensdag 29 januari


Slide 19 - Slide