Tekstdoel4. Activeren/overhalen
5. Amuseren
6. Instrueren/Uiteenzetten
Uitleg4. De schrijver wil dat de lezer iets gaat doen/iets gaat kopen.
5. De schrijver wil de lezer vermaken, ervoor zorgen dat hij plezier heeft.
6. De schrijver wil de lezer iets laten begrijpen/ uitleggen