Het bezittelijk voornaamwoord

Lesplanning:
Even voorstellen
Afspraken maken
Uitleg bezittelijk voornaamwoord (lesson up)
Repetitie opgeven
Aan het werk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesplanning:
Even voorstellen
Afspraken maken
Uitleg bezittelijk voornaamwoord (lesson up)
Repetitie opgeven
Aan het werk

Slide 1 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Lesdoelen:
  • Ik ken de bezittelijk voornaamwoorden in het Frans
  • Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden op de juiste manier toepassen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 4 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes posters.

Slide 5 - Slide

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs

Slide 6 - Quiz

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans le sac à dos.
A
Agenda
B
dans
C
le sac
D
dos

Slide 7 - Quiz

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 9 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 10 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 14 - Quiz

Questions ??????

Slide 15 - Slide

Les Devoirs

Apprendre: Woorden en zinnen bron A en B,
                        blz 119 en 120 van je werkboek
                                         Lesson-up: bezittelijk voornaamwoord

Faire: Opdracht 13 t/m 15,
                                  blz 97 en 98 van je werkboek

Slide 16 - Slide