P1 1H/V

Week 37
  • Werkwijze
  • Fictie 1.1
  • Leesautobiografie 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Week 37
  • Werkwijze
  • Fictie 1.1
  • Leesautobiografie 

Slide 1 - Slide

Welkom!
  1. Voorstelrondje: Mijn naam is... en ik ben goed in... Naast mij zit... en hij/zij is heel goed in...
  2. Uitleg werkschema/Magister/regels telefoon, huiswerk enz.
  3. Talent/Max - online en werkboek A en B


Slide 2 - Slide

Lezen: elke start van de les 10 minuten: z.s.m. leesboek kiezen (geen boek(-en) mee? probleem!)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Week 37
1.1 Fictie lezen: opdracht 1 (klassikaal), 2, 3, 47 en 8 (pagina 8-13)

- Kies een boek en bestel of leen direct! 
- Leeslijst Magister of Talentboeken 2A en 2B: leestips p. 16, 77, 143

Doe de test op: https://niveautest.12-15.jeugdbibliotheek.nl/
Kijk op: https://www.noordhoff.nl/lijsters/voordelige-toptitels

Slide 6 - Slide

Pak je boek en ga 10 minuten stil lezen.

Slide 7 - Slide

Theorie (fictie en non-fictie) 
Fictie: alles wat verzonnen is (films, boeken, series, gedichten,..)
Non-fictie: alles wat niet verzonnen is (nieuwsberichten, schoolboeken, biografieën,..)

Fictie kan realistisch, net echt zijn, of niet-realistisch zijn (sprookjes bijvoorbeeld).

Slide 8 - Slide

Antwoorden fictie 1.1


Opdracht *5
Het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie. Leg telkens je antwoord uit.
a Is een boek dat in de toekomst speelt, realistisch?
Nee. Een schrijver moet verzinnen hoe de toekomst eruit gaat zien. Soms blijkt later dat een schrijver daar heel goed in geslaagd is.
b Is een boek dat in het verleden speelt, realistisch?
Zo’n boek kan realistisch en niet-realistisch zijn. Dat is afhankelijk van wat de schrijver met het boek wil. Als een schrijver draken introduceert in het verleden, is het niet-realistisch. Als een schrijver wil proberen te laten zien hoe een bepaalde gebeurtenis uit het verleden moet zijn geweest voor een kind, is het waarschijnlijk realistisch.
c Is een boek dat in het heden speelt, realistisch?
Zo'n boek kan realistisch en niet-realistisch zijn. Dat is afhankelijk of de schrijver het heden wel of niet 'echt' beschrijft.
 6
Bekijk bron 2, omslagen van vier boeken.
a Aan de omslag van een boek kun je vaak al zien of een boek realistisch is.
Welke van de afgebeelde boeken zijn zeker niet-realistisch?
Blues voor Sirius en Het groene gen
b Bij welke omslag twijfel je of het realistisch is?
Bedreigd


Slide 9 - Slide

Antwoorden fictie 1.1


Opdracht  6
Bekijk bron 2, omslagen van vier boeken.
a Aan de omslag van een boek kun je vaak al zien of een boek realistisch is.
Welke van de afgebeelde boeken zijn zeker niet-realistisch?
Blues voor Sirius en Het groene gen
b Bij welke omslag twijfel je of het realistisch is?
Bedreigd
Opdracht 7
Lees tekst 3, een fragment uit Match op bladzijde 12 en 13, en beantwoord daarna de vragen.
a Waarom is voetbal zo belangrijk voor Jim, de ik-persoon in tekst 3? Noteer een zin waaruit dit volgens jou het beste blijkt. Er zijn meer antwoorden mogelijk.
Mogelijke antwoorden:
- ‘Voetbal is zo’n beetje het enige waar ik echt van geniet,’ zei ik.
- ‘Zo bedoel ik het niet maar pas als ik mijn voetbalschoenen aanheb, pas als ik het veld op stap, ben ik op mijn plek.’
- ‘Het klinkt misschien overdreven, maar simpel gezegd komt het hier op neer:
 Een dag goed gespeeld is een goede dag.
 Een dag slecht gespeeld is een slechte dag.
 En een dag niet gevoetbald … weet ik veel … ik kan het me niet voorstellen.’
b Lola denkt anders over professioneel voetballen dan Jim. Hoe denkt zij erover?
Ze vraagt zich af of voetballen leuk blijft als het een verplichting wordt. Daarnaast lijkt het haar ook leuker om meer tijd te hebben voor ontspanning, tijd die je zelf kunt indelen.
c Lola noemt zichzelf lomp, nadat ze de vraag heeft gesteld over Jims zusje. Vind jij haar vraag lomp, of niet? Leg je antwoord uit.
Eigen antwoord.
d Wat kom je over Lola te weten? Welke karaktereigenschappen worden beschreven? Wat kan ze wel of niet goed?
Over Lola kom je te weten dat ze met Jim gesproken heeft in een berging en dat ze elkaar daarna beter hebben leren kennen. Ze stelt kritische vragen, neemt geen genoegen met halve antwoorden en is geduldig. Ze kan niet zo goed voetballen.



Slide 10 - Slide

Antwoorden fictie 1.1

Opdracht 7
b Lola denkt anders over professioneel voetballen dan Jim. Hoe denkt zij erover?
Ze vraagt zich af of voetballen leuk blijft als het een verplichting wordt. Daarnaast lijkt het haar ook leuker om meer tijd te hebben voor ontspanning, tijd die je zelf kunt indelen.
c Lola noemt zichzelf lomp, nadat ze de vraag heeft gesteld over Jims zusje. Vind jij haar vraag lomp, of niet? Leg je antwoord uit.
Eigen antwoord.
d Wat kom je over Lola te weten? Welke karaktereigenschappen worden beschreven? Wat kan ze wel of niet goed?
Over Lola kom je te weten dat ze met Jim gesproken heeft in een berging en dat ze elkaar daarna beter hebben leren kennen. Ze stelt kritische vragen, neemt geen genoegen met halve antwoorden en is geduldig. Ze kan niet zo goed voetballen.



Slide 11 - Slide

Week 37
  • Werkwijze
  • Fictie 1.1
  • Leesautobiografie 

Slide 12 - Slide

Pak je leesboek en ga 10 minuten (stil) lezen.


Mobiel in de telefoontas.
Ta!ent werkboek, schrift en pen op tafel.

Slide 13 - Slide

Planning week 38
1.2 Gedicht: 
maken: opdrachten 1, 2, 3 en 4, blz. 16 en 17
Doel: Ik weet waar ik een gedicht aan kan herkennen

1.3 Lezen                   
maken: opdrachten 4, 5 en 7, blz. 18 - 22
Doel: leesstrategieën toepassen, (deel)onderwerpen benoemen en alinea's herkennen

Bezoek aan de bibliotheek ( al lid?!)

Slide 14 - Slide

Poëzie
Fictie: proza (=verhalen) en poëzie (=gedichten)
Alinea - strofe

Kenmerken gedicht:
  1. korte zinnen
  2. woorden hebben meerdere betekenissen
  3. strofen / witregels
  4. klank / rijm (hoeft niet!)
  5. herhaling

Slide 15 - Slide

Planning week 38
1.2 Gedicht: 
maken: opdrachten 1, 2, 3 en 4, blz. 16 en 17
Doel: Ik weet waar ik een gedicht aan kan herkennen

1.3 Lezen                   
maken: opdrachten 4, 5 en 7, blz. 18 - 22
Doel: leesstrategieën toepassen, (deel)onderwerpen benoemen en alinea's herkennen

Bezoek aan de bibliotheek ( al lid?!)

Slide 16 - Slide

Pak je leesboek en ga 10 minuten (stil) lezen.


Mobiel in de telefoontas.
Ta!ent werkboek, schrift en pen op tafel.

Slide 17 - Slide

Planning week 38 / 39
1.2 Gedicht: 
maken: opdrachten 1, 2, 3 en 4, blz. 16 en 17
Doel: Ik weet waar ik een gedicht aan kan herkennen

1.3 Lezen                   
maken: opdrachten 4, 5 en 7, blz. 18 - 22
Doel: leesstrategieën toepassen, (deel)onderwerpen benoemen en alinea's herkennen

Bezoek aan de bibliotheek ( al lid?!)

Slide 18 - Slide

Lezen
Leesstrategieën

Verkennend lezen (doel = eerste indruk, waar gaat de tekst over?):
  1. Lees titel en de eerste en laatste alinea
  2. Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden
  3. Afbeeldingen
  4. Bronvermelding

Slide 19 - Slide

Lezen
Onderwerp: waar gaat de tekst over? (titel, eerste alinea)

Deelonderwerp: gaat over een stukje van het geheel (onderwerp). Vaak één alinea, soms meerdere alinea's (wat is een alinea?).


Onderwerp: school
Deelonderwerpen: ...

Slide 20 - Slide

Lezen
Leesstrategieën

Nauwkeurig lezen:
  1. Lees de hele tekst
  2. Let op belangrijke informatie staat in  inleiding en slot
  3. Betekenis moeilijke woorden?
  4. Wat zijn de verbanden tussen alinea's?

Slide 21 - Slide


Pak je leesboek en ga (stil) lezen. 








Slide 22 - Slide

Planning week 39
1.3 Lezen                   
maken: opdrachten 9, 11, 12, 13 en 14, blz. 22-24
Doel: leesstrategieën toepassen, (deel)onderwerpen benoemen en alinea's herkennen

1.4 Schrijven en formuleren
maken: opdrachten: 2, 3, 4 en 6, blz. 28-30

Slide 23 - Slide

Pak je leesboek en ga 10 minuten (stil) lezen.


Mobiel in de telefoontas.
Ta!ent werkboek, schrift en pen op tafel.

Slide 24 - Slide

Zakelijke e-mail
Van: siem.meerman@buildit.nl
Aan: isabelle.verheiden@archi.be
Cc:
Bijlage: prijsofferte.doc
Onderwerp: prijsofferte bouwmaterialen


Geachte mevrouw Verheiden,

Zoals we telefonisch hebben afgesproken, stuur ik u onze prijsofferte voor de levering van bouwmaterialen voor uw bouwproject in Lanaken.

In de bijlage vindt u een gedetailleerd overzicht met onze prijzen voor de gevraagde materialen. De offerte blijft geldig tot 31 oktober 2006.










Slide 25 - Slide

Pak je leesboek en ga 10 minuten
(stil) lezen.

Slide 26 - Slide

Als u interesse hebt in onze materialen, kunt u met mij contact opnemen via het onderstaande e-mailadres of telefoonnummer.

Met vriendelijke groet,

Siem Meerman
Hoofd P & O

Buildit nv / sa
Broekstraat 88
6201 BZ MAASTRICHT
Tel. +31 43 587 49 19
Fax +31 43 587 49 20
E-mail siem.wouters@buildit.nl









Slide 27 - Slide

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Slide 28 - Mind map

Hoe verdeel ik de zin in zinsdelen?

Slide 29 - Mind map

Week 40
1.5 Woorden: opdrachten 2, 3, 6, 8, 11 en 15, blz. 34-38
Doel: Ik weet wat samenstellingen zijn en ik leer 25 (nieuwe) woorden. Online kun je deze woorden oefenen met de Woordtrainer.

1.7 Grammatica: opdrachten 2, 3, 5, 6, 9 en 12, blz. 48-52
Doel: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en de persoonsvorm en het onderwerp in een zin herkennen.

Slide 30 - Slide

Persoonsvorm
  1. Zet de zin in een andere tijd.
  2. Het werkwoord dat mee verandert, is de pv.

Slide 31 - Slide

Zinsdelen
  1. Zet strepen voor en na de pv.
  2. Alle woorden die voor de pv staan of kunnen staan, is één zinsdeel.

Bijvoorbeeld: Op het Montessori Lyceum in Groningen leren de leuke  leerlingen verschillende dingen.

Slide 32 - Slide

Hoe vind ik het onderwerp?

Slide 33 - Mind map

Onderwerp
  1. Wie (of wat) + pv?
  2. Antwoord = onderwerp


  • Het is de hoofdrolspeler in de zin
  • Onderwerp en pv staan beide in enkelvoud of meervoud
  • Bij gebiedende wijs geen onderwerp: Houd afstand! Kom hier!

Slide 34 - Slide

Pak je leesboek en ga 10 minuten
(stil) lezen.

Slide 35 - Slide

Week 40
1.8 Grammatica woordsoorten: opdracht 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 10 (blz. 53-57)
Doel: Ik weet wat een zelfstandig naamwoord, werkwoord en lidwoord is.

1.9 Spelling: opdracht 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13 (blz. 58-63)
Doel: Ik kan de persoonsvorm tt spellen, ik weet wanneer ik leestekens moet gebruiken.

  • Dinsdag 11 oktober aftekenen (dus alles af en nagekeken).
  • Vragen? Vragen!
  • Oefenen met Versterk jezelf


Slide 36 - Slide

Spelling
  • LessonUp werkwoordspelling (pv tt)
  • Leestekens, blz. 61
  • Aanhalingstekens, blz. 61

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Wk.40
Aftekenen hoofdstuk 1 voor de toets
Overhoor jezelf p.71
Test jezelf online
Extra uitleg? 
1. Online Talent Max 
2. https://montened.webnode.nl/   
3. Cambiumned voor theorie, opdrachten en uitlegfilmpjes 

Slide 42 - Slide

Wk. 40
Hoofdstuk 2 
2.1 Fictie p. 74-77 klassikaal voorlezen tekst 1 en maken opdr. 1 t/m 4

Tijdsperspectief 
Psychisch perspectief

Slide 43 - Slide

Wk. 41 en voor wk. 42 FIJNE VAKANTIE!!!

2.2 Gedicht p. 83-84             maken opdr. 1 t/m 4
Enjambement

2.3 Lezen p. 86-91.               maken opdr. 1, 2, 3, 5 t/m 12
Informatieve teksten, interviewverslag, functies van inleiding-kern-slot, samenvattend tekstverband
Toets nabespreken

Slide 44 - Slide

Wk. 43
2.5 Woorden                           leren: woordenlijst op p. 101 
                                                      leren: voor- en achtervoegsels p. 107

2.7 Grammatica p. 114-119  maken: opdr. 1 t/m 9, 11, 12, 14
Taalkundig ontleden-> woordsoorten
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 45 - Slide

Wk. 44
2.8 Spelling p. 121-125.                         maken: opdr. 1, 2, 4, 5, 8, 10
                                                                         leren: dicteewoorden p. 126
Aftekenen hoofdstuk 2 voor de TOETS
Overhoor jezelf p.131 en Test jezelf online
Extra uitleg? 
1. Online Talent Max 
2. https://montened.webnode.nl/   
3. Cambiumned voor theorie, opdrachten en uitlegfilmpjes 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide