Nederlands - werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Persoonsvorm
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Persoonsvorm

Slide 1 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Open question

Hoe schrijf je de persoonsvorm op de juiste manier?

Slide 3 - Slide

Wat bedoelen we met "stam"?

Slide 4 - Open question

Bij "ik" in de zin?
Ik wor.... morgen 18 jaar oud.
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 5 - Quiz

Bij "hij" of "zij" in de zin?
Pietje vin..... zijn buurmeisje leuk.
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 6 - Quiz

Bij "u" in de zin.
U bedoel..... het vast niet zo bot.
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 7 - Quiz

Bij "Het" of "Dat" of "Wat" in de zin.
Wat gebeur.... daar nou?
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 8 - Quiz

Bij "je" of "jij" voor de persoonsvorm.
Jij verwen..... je hond te veel.
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
-En erachter

Slide 9 - Quiz

Bij "je" of "jij" achter de persoonsvorm als je "je" in "jij" kunt veranderen?
Wat vin.... je daar nu van?
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 10 - Quiz

Bij "je" of "jij" achter de persoonsvorm als je "je" niet in "jij" kunt veranderen?
Wor.... je broer niet gek van jou?
A
Alleen de stam
B
Stam + t
C
Stam + dt
D
- En erachter

Slide 11 - Quiz

Ga zelfstandig verder met de oefeningen in Taalblokken

Slide 12 - Slide