Kea 2HV H5 par 3


Hoofdstuk 5 
Par 3: Hard werken en toch arm blijven
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Hoofdstuk 5 
Par 3: Hard werken en toch arm blijven

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je kunt drie veranderingen noemen in leef- en werkomstandigheden van mensen die in de industrie gingen werken

Je kunt drie voorbeelden geven van de moeilijke leefomstandigheden van arbeiders in de steden

Je kunt twee voorbeelden geven van moeilijke werksomstandigheden 

Je kunt uitleggen dat er een verandering plaats vond van standenmaatschappij naar een klassenmaatschappij 

Slide 2 - Slide

Tekstboek
Lezen Hoofdstuk 5.3

'Hard werken en nog steeds niet genoeg verdiend'

Slide 3 - Slide

Veranderingen 
Wat waren de gevolgen van de industriële revolutie voor het dagelijks leven?

- Verandering van agrarisch-stedelijke samenleving naar een industriële samenleving

- Van standenmaatschappij naar klassenmaatschappij 

- Onstaan sociale kwestie 

Slide 4 - Slide

Dagelijkse veranderingen
- Einde gezinsarbeid en huisnijverheid
- Geen eigen baas over dagindeling
- Kleine woningen
- Ongezonde leefsituatie
- Gebrek aan sanitaire voorzieningen
- Besmettelijke ziektes konden zich makkelijk verspreiden
- Alcoholproblemen 

Slide 5 - Slide

Wat is de betekenis van industriële samenleving?

Slide 6 - Open question

Huisnijverheid
Fabrieksarbeid
Agrarisch-stedelijke samenleving

Mensen mogen ophouden met werken als de bel gaat

Man. vrouw en kinderen werken samen aan één product

Ieder gezinslid kan werken op een andere plaats aan een ander product

Arbeiders zijn baas over hun eigen dagindeling 
Industriële samenleving

Slide 7 - Drag question

Goed

Fout

Er waren te weinig woningen, veel woningen waren veel te klein
Door slechte sanitaire voorzieningen kwamen er veel besmettelijke ziekten
Het wonen bij de fabriek was slecht voor de gezondheid
Arbeiders gebruikten het weinige geld dat ze hadden om alcohol te gebruiken

Slide 8 - Drag question

Oorzaken van de slechte leefomstandigheden 
Gevolgen van de slechte leefomstandigheden
Besmettelijke ziekten 
Te weinig woningen
Alcoholproblemen
Uitlaatgassen van fabrieken
Slechte sanitaire voorzieningen 

Slide 9 - Drag question

Stelling 1: ‘De leefomstandigheden van de arbeiders tijdens de eerste industriële revolutie waren goed te doen’.

Stelling 2: ‘Omdat er weinig arbeiders waren, boden fabrikanten een redelijk loon voor een dag werken’.
A
Stelling 1 en 2 zijn beide goed.
B
Stelling 1 is goed, stelling 2 fout.
C
Stelling 2 is goed, stelling 1 is fout.
D
Beide stellingen zijn fout.

Slide 10 - Quiz

Tekstboek
Lees Hoofdstuk 5.3

Geen hulp van de Fabrikant

Slide 11 - Slide

Geen Hulp van fabrikanten
Fabrikanten hadden hoge kosten en wilden daarom graag besparen op arbeiders

Er waren geen wetten om arbeiders te beschermen

Slide 12 - Slide

Werkomstandigheden
- Lange dagen
- Weinig loon 
- Kinderarbeid
- Levensgevaarlijk

Wantoestanden en enorme armoede en slechte regelingen voor de arbeiders noemen we :Sociale kwestie

Slide 13 - Slide

Welke zin beschrijft NIET de reden waardoor het kon gebeuren dat een arbeidersgezin heel hard werkte en toch nog steeds geld tekort had voor noodzakelijke levensbehoeften als voedsel, kleding en onderdak?
A
Omdat er arbeiders genoeg waren boden fabrikanten een heel laag loon voor een heel lange dag werken.
B
Er waren geen wetten om arbeiders te beschermen.
C
Sommige fabrikanten namen liever jonge kinderen en vrouwen aan, omdat ze hen minder hoefden te betalen.
D
Veel fabrieken maakten te weinig winst om de arbeiders goed uit te kunnen betalen.

Slide 14 - Quiz

Noem 3 voorbeelden van slechte werkomstandigheden voor arbeiders

Slide 15 - Open question

Wat is de betekenis van de sociale kwestie?

Slide 16 - Open question

Tekstboek
Lezen Hoofstuk 5.3

'Van Standen naar klassen'

Slide 17 - Slide

Van standen naar klassen
Standenmaatschappij: Je afkomst is belangrijk.

Klassenmaatschappij: Je bezit is belangrijk. 

Van 3 standen (Geestelijkheid, Adel en Boeren/Burgers) 
naar 2 standen: Kapitalisten (Haves) en Proletariërs (have-nots)

Slide 18 - Slide

Rol overheid
Rijken vonden armoede schuld van armen zelf. 

Rijke burgerij kreeg steeds meer invloed in politiek dus overheid zag het niet als taak armen te onderhouden

Hulp zou armen lui en zorgeloos maken

Slide 19 - Slide

Waarom deed de overheid niets aan de armoede van de arbeiders? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
De overheid vond dit een taak van de eigenaren van fabrikanten, en wees hen actief op hun plicht om de armen te ondersteunen
B
De rijken vonden dat armoede de schuld van de armen zelf was. Aangezien rijken invloed hadden in de politiek, deed de overheid niets aan de armoede.
C
De overheid was bang dat sociale regelingen de armen slechts lui en zorgeloos zouden maken.
D
De overheid vond dat alleen de kerk een taak had om armen te ondersteunen, en vroeg de dominees vaak om armen te ondersteunen.

Slide 20 - Quiz

Goed

Fout

De proletariërs waren er beter aan toe dan de derde stand vóór de industriële revolutie.
Door de industriële revolutie veranderde de klassenmaatschappij steeds meer in een standenmaatschappij.
In plaats van twee standen kwamen er drie klassen terug.
Het lukte veel boeren en ambachtslieden door hard te werken en slim te investeren op te klimmen tot invloedrijke fabrikanten.

Slide 21 - Drag question

Welk begrip uit de paragraaf past het beste bij de foto?

Slide 22 - Open question

In deze maatschappij is je afkomst belangrijk voor je positie in de maatschappij

Slide 23 - Open question


Deze afbeelding gaat over het kiesrecht. Past deze manier van denken in een standenmaatschappij of een klassenmaatschappij? 

Slide 24 - Open question

Kies het beste antwoord. Deze afbeelding laat ook iets zien over:
A
Het onbegrip tussen beide klassen
B
Het verschil in arme en rijke kleding
C
De mogelijkheid om van klasse te wisselen, als je maar hard genoeg werkt
D
De mogelijkheid om van stand te wisselen, als je maar hard genoeg werkt

Slide 25 - Quiz


Welke groep verdedigt de tekenaar? 
A
Kapitalist
B
Proletariër
C
Fabriekseigenaar

Slide 26 - Quiz


Tot welke groep behoren de getekende personen?
A
Communisten
B
Wereldverbeteraars
C
Proletariërs
D
Kapitalisten

Slide 27 - Quiz

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Open question

Einde les
Dank voor jullie inzet! Top! Vanavond kijk ik jullie vragen na en geef ik feedback. 

Slide 29 - Slide