2.1 Stoffen in huis

§ 2.1: Stoffen in huis
Hoe kun je verschillende stoffen herkennen of van elkaar onderscheiden?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§ 2.1: Stoffen in huis
Hoe kun je verschillende stoffen herkennen of van elkaar onderscheiden?

Slide 1 - Slide

§ 2.1 Stoffen in huis

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  •     Je kunt stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om      stoffen te herkennen.
  •     Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen
  •     Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  •     Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat zijn de stofeigenschappen van een kopje koffie?
A
Temperatuur en smaak
B
Smaak en kleur
C
Kleur en temperatuur
D
Kleur en prijs per kilo

Slide 5 - Quiz

De stofeigenschappen van alcohol zijn:
A
Gewicht en geur
B
Kleur en geur
C
Brandbaarheid en geur
D
Kleur en brandbaarheid

Slide 6 - Quiz

Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
  • kleur
  • geur
  • smaak
  • brandbaarheid

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
geur: alcohol heeft een andere geur dan benzine;

kleur: koper is rood-oranje, goud is geel, lood is grijs;

smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout;

brandbaarheid: benzine is brandbaar, water niet.

Slide 8 - Slide

In een fles zit een heldere, kleurloze vloeistof met een sterke geur.

Welke stof zou het kunnen zijn?
A
alcohol
B
olijfolie
C
suiker
D
water

Slide 9 - Quiz

Welke stof herken je aan de smaak:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 10 - Quiz

Welke stof herken je aan de kleur:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 11 - Quiz

Welke stof herken je aan de brandbaarheid:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 12 - Quiz

Welke stof herken je aan de geur:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 13 - Quiz

Stoffen en veiligheid
Een stof kan bijvoorbeeld gevaarlijk zijn:
  •     als je de stof inademt;
  •     als je de stof inslikt;
  •     als je de stof op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt;
  •     als je er met vuur bij komt;
  •     als je de stof met een andere stof mengt.

Slide 14 - Slide

Veilig onderzoeken

Slide 15 - Slide

Je hebt een pot waarin een onbekende stof zit.

Op welke manieren kun je veilig bepalen welke stof het is?
A
ruiken
B
proeven
C
testen op brandbaarheid

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

corrosief; kan materialen, ogen en huid ernstig aantasten
explosief; kan door een vonk of schok ontploffen

Slide 18 - Slide

Oxiderend; kan brandbare stoffen heviger laten branden
(licht) ontvlambaar; kan heel gemakkelijk in brand vliegen

Slide 19 - Slide

schadelijk, irriterend; is schadelijk, kan ogen en huid irriteren
giftig; kan je ernstig ziek maken / dodelijk zijn

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Dit symbool betekent:
A
gevaarlijk
B
schadelijk
C
giftig
D
brandbaar

Slide 22 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
explosief
B
licht ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
corrosief

Slide 23 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
schadelijk
B
giftig
C
brandbaar
D
onhoudbaar

Slide 24 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
licht ontvlambaar
B
corrosief
C
giftig
D
explosief

Slide 25 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
giftig
B
explosief
C
corrosief
D
brandbaar

Slide 26 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
oxiderend
B
licht ontvlambaar
C
onbrandbaar
D
corrosief

Slide 27 - Quiz

 Leerdoelen
  •     Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om      stoffen te herkennen.
  •     Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen
  •     Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  •     Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.

Slide 28 - Slide

Zelfstandig aan de slag:
  • Lees (en leer) de lesstof van paragraaf 2.1
  • Maak de opgaven 1 t/m 6
  • Oefen met de flitskaarten in de online methode
  • Maak de Test jezelf in de online methode

Slide 29 - Slide

Veiligheidsregels

Slide 30 - Slide

Uitvoeren practicum
Je werkt in groepen van 4

Denk aan de regels van dit lokaal.

Tabel helemaal ingevuld? 
laten keuren door TOA of docent

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide