This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
5.3 De sociale kwestie
H5 Burgers en stoommachines
Slide 1 - Slide
In deze paragraaf leer je:
Hoe de leef-en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen.
Wat veranderde door sociale wetten.
Hoe arbeiders hun leef- een werkomstandigheden verbeterden.
Slide 2 - Slide
Er komen 2 herhalingsvragen aan...
Herhaling van de vorige les(sen)
Slide 3 - Slide
Wat is een constitutionele monarchie?
Slide 4 - Open question
Voor of na de grondwet van 1848? De koning is onschendbaar.
A
Voor
B
Na
Slide 5 - Quiz
Filmpje
Leefomstandigheden van de arbeiders
Let op: kijkvragen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
00:55
Wat valt je op in de straat?
Slide 8 - Mind map
02:17
Waarom wil de man per sé dat zijn kinderen de pastoor zien?
Slide 9 - Open question
02:41
Wat doen de kinderen overdag?
Slide 10 - Open question
03:53
Wat valt je op over de leefomstandigheden?
Slide 11 - Mind map
Leven en werken in armoede
Arbeiders in de 19e eeuw hadden slechte werk- en leefomstandigheden.
Mensen werkten hele lange dagen voor weinig loon, zonder een dag vakantie.
Fabrieken maakten gebruik van kinderarbeid.
Door schrijvers uit deze periode kwam er steeds meer aandacht voor de slechte werk- en leefomstandigheden.
Ze noemden het de sociale kwestie.
Slide 12 - Slide
Filmpje
Arbeiders in opstand
Slide 13 - Slide
0
Slide 14 - Video
Sociale wetten
Sinds de middeleeuwen gaf de kerk hulp aan de arme mensen. Door de discussies rond de sociale kwestie ontstond het idee dat ook de overheid wat moest doen voor arme burgers.
Sociale wetten konden zorgen voor ondersteuning en bescherming van sociaal zwakkeren.
In 1874 werd het 'Kinderwetje van Van Houten' aangenomen door de Tweede en Eerste kamer.
Hiermee werd kinderarbeid voor kinderen jonger dan twaalf verboden.
Later kwamen er steeds meer sociale wetten bij, zoals de leerplichtwet uit 1901.
Liberaal kamerlid Samuel van Houten.
Slide 15 - Slide
Arbeiders in actie
Sommige arbeiders kwamen zelf in actie tegen de slechte omstandigheden.
Zei richtten vakbonden op om elkaar te steunen en betere arbeidsomstandigheden af te dwingen.
Vakbonden organiseerde stakingen en gingen met werkgevers in gesprek.
Socialistenvonden dat er meer gelijkheid en minder verschil tussen arm en rijk moesten komen.
Radicale socialisten (Marxisten) wilden met een revolutie zorgen dat productiemiddelen in handen van de staat kwamen, zodat er geen verschil meer was tussen de bezitloze en bezittende klasse.
Later wilden gematigde socialisten zorgen voor veranderingen met behulp van sociale wetten.