4V Beco FinZelf H2.1

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Opgave 1.6

Opgave 1.6

Totale schade = 1/10 x 30 x € 350,- = € 1.050,-

Premie = € 1.050,- / 30 = € 35,-

Ik zou aan deze verzekering deelnemen

1. Ja
2. Nee

Case 1.3

1. De totale schade op jaarbasis: 200.000 × 6% × 700 + 200.000 × 4% × (145 – 25) =

€ 9.360.000.

Inclusief de opslag: 9.360.000 × 1,1 = € 10.296.000.

Jaarpremie: 10.296.000/200.000 = € 51,48 en per maand is dat 51,48/12 = € 4,29.

2. 1. 0,8 × 40.000/1.000 = € 32.

2. (40.000/60.000) × 12.000 = € 8.000.

 Case 1.3

( studie ) schuld, lenen

Geldnemer: consument, student

Geldgever: bank, DUO

Terugbetalen + rente

Ander woord voor rente is interest

Rente / Interest

Enkelvoudige interest (e.i.) <------> Samengestelde interest (s.i.)( vaak ) bij leningen                               ( vaak ) bij sparen                  

rente over vast bedrag                           rente op rente                

rente elk jaar (periode) verrekend                                                    

Te betalen interest

Afhankelijk van:

- bedrag 

- rentepercentage

- looptijd

Te betalen rente

I = interest

K = kapitaal

p = percentage rente ( rekengetal )

t = looptijd

Formule: I = K x p x t

let op: p en t in jaren of p en t in maanden

Harry leent € 3.000,- van de bank tegen 4%. Hoeveel rente betaalt Harry over de eerste anderhalf jaar?

I = K x p x t

I = 3000 x 0,04 x 1,5 = 180

Rob leent € 80.000,- tegen 6% en betaalt deze na 5 maanden terug. Hoeveel rente betaalt hij?

I = K x p x t

I = 80000 x 0,06 x 5/12 = 2.000

( 80000 x 6 x 5 ) / ( 100 x 12 )

Jeroen leent € 15.000,- tegen 3,75% en betaalt dit na 158 dagen terug. Hoeveel rente betaalt hij?

I = K x p x t

I = 15000 x 0,0375 x 158/365 = € 243,49

( 15000 x 3,75 x 158 ) / ( 100 x 365 )

Aflossen

Aflossen = deel lening tussentijds terugbetalen

schuldrest wordt kleiner

K in de formule is de schuldrest

Vb: Lening van € 360.000,- in 30 jaar lineair terugbetalen elk jaar op 31 december. Aflossing per jaar is € 12.000,-.

360.000, 4%, 30 jaar

Rente jaar 1 = 360.000 x 0,04 x 1 = 14.400

Rente jaar 2 = 348.000 x 0,04 x 1 = 13.920

360.000, 4%, 30 jaar
Hoeveel is de rente in jaar 20?

1. € 4.800
2. € 5.280

Hw.

Opgave 2.9