11.4 Je lijkt op

11.4 Je lijkt op
- Veel belangrijke begrippen die je moet kennen voor de praktische opdracht!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

11.4 Je lijkt op
- Veel belangrijke begrippen die je moet kennen voor de praktische opdracht!

Slide 1 - Slide

Je bouwbeschrijving 
In de celkern:
  • 46 chromosomen - soort draden die uit DNA bestaan
  • chromosomen liggen in paren: 23
  • Paar 23: geslachtschromosomen X is lang, Y is kort (XX - meisje / XY - jongen)
  • Alle chromosomen samen zijn het genoom

Van je ouders krijg je:
  • 23 chromosomen van papa 
  • 23 chromosomen van mama
  • Samen weer 46 --> je eerste lichaamscel
  • Er is 50% kans op een jongen of meisje

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

  • In de celkern liggen: Chromosomen
  • Chromosomen zijn opgebouwd uit: DNA
  • De DNA-code voor 1 eigenschap: gen
  • Varianten voor deze eigenschap: allel

Slide 4 - Slide

Gen en allel
Gen:
  • Deel van de chromosomen
  • Codeert voor 1 eigenschap
  • Kan meerdere allelen bevatten
  • Bijvoorbeeld: oogkleur
Allel:
  • Variant van de eigenschap waar het gen voor codeert
  • Helft van papa en helft van mama
  • Bijvoorbeeld: blauw, bruin, groen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De variant van een eigenschap noemen we een.............
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Allel

Slide 7 - Drag question

verbind van groot naar klein:
DNA
Celkern
Chromosoom
Gen
Allel
1
2
3
4
5

Slide 8 - Drag question

Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA
Variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen

Slide 9 - Drag question

Een variant op een gen noem je een allel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Dit genoom is
van een man.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Hoeveel chromosomen bevat de eicel na de bevruchting?
A
44
B
48
C
23
D
46

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Genotype:
  • De informatie op al je genen.
  • Bijvoorbeeld: je hebt een blanke huid.
Fenotype:
  • Dat wat je ziet van een eigenschap (uiterlijk).
  • Bepaald door het genotype en omgeving.
  • Bijvoorbeeld: je haar wordt blonder doordat je veel in de zon bent. 

Slide 14 - Slide

Aangeboren afwijkingen
Door schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
  • Niet erfelijk

Door een fout in het aantal chromosomen in de celkern
  • Bijv. 47 i.p.v. 46 chromosomen, bij paar 21 dus 1 teveel --> syndroom van Down

Door een fout in de structuur van 1 chromosoom
  • Extra stukje DNA of deel van het DNA heeft een andere plek gekregen
  • Kleurenblindheid; erfelijke aandoening, je erft/krijgt het van je ouders

Slide 15 - Slide

Prenataal onderzoek

Slide 16 - Slide

Mitose en meiose
Meiose:
  • Reductiedeling (reductie, komt van reduceren --> minder worden): minder chromosomen per cel
  • Functie: Maken van geslachtscellen
Mitose:
  • Gewone celdeling
  • Functie: bijmaken van lichaamscellen voor groei, vervangen en herstel

Slide 17 - Slide

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 18 - Drag question

Is kleurenblindheid een voorbeeld van een aangeboren of van erfelijke aandoening?
A
Aangeboren
B
Erfelijk
C
Kleurenblindheid is aangeboren en erfelijk

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
  • 11.4 opdrachten volgens studiewijzer maken en nakijken

Slide 20 - Slide