Een genoom is het geheel van alle genen in een organisme. Chromosomen zijn de dragers van de genen. Eukaryoten hebben meerdere lineaire chromosomen, terwijl prokaryoten één circulaire chromosoom hebben.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Genoom en chromosomen
Een genoom is het geheel van alle genen in een organisme. Chromosomen zijn de dragers van de genen. Eukaryoten hebben meerdere lineaire chromosomen, terwijl prokaryoten één circulaire chromosoom hebben.
Slide 1 - Slide
Autosomen en geslachtschromosomen
Autosomen zijn chromosomen die geen geslachtschromosomen zijn. Geslachtschromosomen zijn de chromosomen die het geslacht van een organisme bepalen. Bij de mens bepalen de geslachtschromosomen het geslacht.
Slide 2 - Slide
Genotype en fenotype
Het genotype is de verzameling van alle genen van een organisme. Het fenotype is de waarneembare eigenschap van een organisme, die tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren.
Slide 3 - Slide
Allelen en genen
Een allel is een variant van een gen. Genen zijn de basiseenheden van erfelijkheid die informatie bevatten voor de ontwikkeling van eigenschappen.
Slide 4 - Slide
Monohybride kruising
Een monohybride kruising is een kruising tussen twee individuen waarbij één eigenschap wordt onderzocht. Bij autosomale genen zijn er drie mogelijkheden voor het allel: dominant, recessief en intermediair.
Slide 5 - Slide
X-chromosomale genen
Bij X-chromosomale genen zijn er twee mogelijkheden voor het allel: dominant en recessief. Vrouwen hebben twee X-chromosomen en mannen hebben één X-chromosoom en één Y-chromosoom.
Slide 6 - Slide
Multipele allelen en lethale factoren
Bij multipele allelen zijn er meer dan twee mogelijkheden voor het allel. Bij lethale factoren leidt een bepaalde combinatie van allelen tot de dood van het organisme.
Slide 7 - Slide
Stambomen
Een stamboom is een diagram dat de overerving van eigenschappen in een familie weergeeft. Het kan worden gebruikt om te bepalen hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypen en fenotypen van nakomelingen.
Slide 8 - Slide
Gekoppelde genen
Gekoppelde genen zijn genen die dicht bij elkaar op hetzelfde chromosoom liggen. Ze worden vaak samen overgeërfd.
Slide 9 - Slide
Onvolledig dominant
Bij onvolledig dominante genen is er geen sprake van dominant of recessief. Het fenotype wordt bepaald door de mate van expressie van beide allelen.
Slide 10 - Slide
Overerving die anders verloopt dan volgens de wetten van Mendel
Er zijn verschillende manieren waarop overerving anders kan verlopen dan volgens de wetten van Mendel, zoals codominantie, epistasis en polygene overerving.
Slide 11 - Slide
Epigenetica
Epigenetica is de studie van veranderingen in de genexpressie die optreden zonder dat er veranderingen optreden in het DNA-sequence.
Slide 12 - Slide
Ethisch en biologisch ingrijpen in erfelijkheid
Er zijn verschillende ethische en biologische argumenten voor en tegen het ingrijpen van de mens in de erfelijkheid van mens, dier en plant. Dit kan bijvoorbeeld door middel van genetische modificatie.
Slide 13 - Slide
Toepassingen van erfelijkheid
Erfelijkheid heeft veel toepassingen, zoals in de landbouw, de medische sector en de forensische wetenschap.
Slide 14 - Slide
Quiz
Test je kennis met deze quiz!
Slide 15 - Slide
Bronnen
Een lijst met bronnen die zijn gebruikt om deze les te maken.
Slide 16 - Slide
Einde
Bedankt voor het volgen van deze les!
Slide 17 - Slide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Open question
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.