09. Thema 2, week 1 Les 4 bijvoeglijk voltooid deelwoord

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.
1 / 32
next
Slide 1: Open question
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 1 - Open question

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quiz

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz


De waarzegger keek in de kristallen bol.

KRISTALLEN  IS EEN ...
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Wat weet jij over het voltooid deelwoord.

Slide 5 - Open question

gegeten
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

'gebeurd'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Ik heb mijn struiken gesnoeid.

heb is een .........
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz


De gebroken vaas is weer heel.

gebroken is een .....
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Lesdoel

Ik kan het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden correct spellen.

Slide 10 - Slide

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf.

Slide 11 - Slide

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.



Wij hebben de tekening betaald.
De ........... wedstrijd.




De ......... rekening.

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord.

Schrijf het voltooid deelwoord op je wisbord.

Slide 13 - Slide

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Slide 14 - Slide

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 15 - Slide

Stappenplan

Slide 16 - Slide

Het water is bevroren.
Het ........... water.

Slide 17 - Open question

De sommen zijn gemaakt.
De ........... sommen.

Slide 18 - Open question

Ik heb het ijsje geproefd.
Het ........... ijsje.

Slide 19 - Open question

Ik heb de vloer gedweild.
De ........... vloer.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Ik heb bloembollen gepoot.
De ........... bloembollen.

Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question


Slide 26 - Open question


Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question


Slide 29 - Open question


Slide 30 - Open question

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 31 - Open question

Aan het werk
 Thema 2, week 1 - Les 4


Opgave 2 en 3
en 15 x plussen

 

Slide 32 - Slide