H3 Lezen (les 2 en 3)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je leerwerkboek;
• je leesboek;
• je schrift en etui;
• je iPad (dicht).

Les 2

Planning

• Bespreken opdracht 5d p. 176
• Herhalen theorie
• Werkmoment
  
• Afsluiten van de les 

5a. Jongens en meisjes moeten gescheiden gymles krijgen, want...

Wat weet je nog?

Onderwerp: betogende tekst

Kernwoorden: _________________

Kenmerken betogende tekst

Vaak heeft een betoog een driedeling:

• inleiding: onderwerp en mening
• kern: argumenten voor die mening
• slot: conclusie of samenvatting

Hoofdgedachte: mening van de schrijver, meestal met daarbij zijn/haar belangrijkste argument.

Kenmerken betogende tekst

Standpunt: je mening over een onderwerp/stelling

Argument: informatie om bewijs te leveren voor het standpunt, kan zowel feit als mening zijn

Tegenargument: argument tegen het standpunt

Weerlegging: aantonen dat tegenargument niet klopt

Signaal-                               woorden

Hoofdgedachte (p. 27)

Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.

Werkmoment

• Maak van 3.3. opdrachten 6 tot en met 10. 
• Werk in je leerwerkboek/schrift.
• Einde les tekst 2 p. 176 bespreken. 

1. Waar gaat het over?
2. Wat wil de schrijver je vertellen?
3. Welke stukjes zijn onduidelijk?

Opdracht 9 p. 178

Hoofdgedachte bij een betogende tekst

• mening/standpunt van de schrijver
• meestal het belangrijkste argument

Er moet meer aandacht komen voor kunst op middelbare scholen (r 7-9), omdat je daar andere dingen leert dan bij de ‘gewone’ vakken (r. 46).

Afsluiting

Volgende les: 

• verder met 3.3

Laatste les: 

• meivakantiequiz.

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je leerwerkboek;
• je leesboek;
• je schrift en etui;
• je iPad (dicht).

Les 3

Planning

• Uitleg theorie deel 2
• Werkmoment
  
• Afsluiten van de les 

Kritisch lezen (p. 178)

Doel: beoordelen of de inhoud van de tekst overtuigend is. 

Hoe?: door beoordelende vragen te stellen bij de argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Dus: is de schrijver deskundig, is de informatiebron betrouwbaar en is de informatie waar.

Leesstrategie: kritisch lezen p. 178

Feit als argument:

• Is dit waar? Is dit echt zo gebeurd?
• Hoe komt de schrijver aan die informatie? Onderzoek?

Mening als argument:

• Vind ik dit overtuigend? Klopt het met wat ik zelf vind?
• Klopt dit met wat ik heb ervaren? Hoe waarschijnlijk is dit?

waarschijnlijk, aannemelijk,

iets dat vermoedelijk zo is

Oorzaak en gevolg (p. 179)

Werkmoment

• Maak van 3.3. opdrachten 15 t/m 19.
• Werk in je leerwerkboek/schrift.
  
• Einde les tekst 3 p. 181 bespreken.
  

1. Waar gaat het over?
2. Wat wil de schrijver je vertellen?
3. Welke stukjes zijn onduidelijk?

Afsluiting