This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets voeding en vertering
Slide 1 - Slide
Bij welk nummer komen darmvlokken en darmplooien voor?
A
2
B
9
C
13
D
7
Slide 2 - Quiz
Hoe heet onderdeel nummer 4?
A
Maag
B
Alvleesklier
C
Dunne darm
D
Maagportier
Slide 3 - Quiz
Donny zegt: Gal is een enzym. Ben zegt: Gal verteert vetten. Wie heeft gelijk?
A
Donny
B
Ben
C
Allebei
D
Geen van beiden
Slide 4 - Quiz
De alvleesklier wordt aangegeven met letter ...?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 5 - Quiz
In informatie 3 is het verteringskanaal van een paard afgebeeld. Welke twee cijfers geven delen aan waarin volgens de informatie veel microorganismen leven?
A
2+3
B
4+5
C
3+5
D
7+8
Slide 6 - Quiz
Door enzymen afgebroken koolhydraten worden in het bloed opgenomen en naar de lever gevoerd.
Hoe heet het bloedvat waardoor deze stoffen vanuit het verteringsstelsel naar de lever worden gevoerd?
A
Darmader
B
Darmslagader
C
Poortader
D
Onderste holle ader
Slide 7 - Quiz
Veel koolsoorten bevatten vezels. Koolhydraten in die vezels worden door menselijke enzymen in het verteringskanaal niet verteerd. Bacteriën in het verteringskanaal breken deze onverteerbare koolhydraten wel af.
In welk deel van het verteringskanaal komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?
A
12-vingerige darm
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm
Slide 8 - Quiz
In een proefopstelling staan 4 reageerbuizen. Buis 1 en 2 staan bij 37 graden Celsius. Buis 3 en 4 bij 20 graden Celsius. De buizen bevatten het volgende: 1: zetmeeloplossing + maagsap 2: zetmeeloplossing + speeksel 3: zetmeeloplossing + maagsap 4: zetmeeloplossing + speeksel Welke buis zal na een tijdje het minste zetmeel bevatten?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quiz
Terwijl het voedsel door het verteringskanaal gaat, worden er onder andere enzymen aan toegevoegd. In de afbeelding is een aantal delen van het verteringskanaal met letters aangegeven. Geef de letters van delen van het verteringskanaal waarin enzymen aan het voedsel worden toegevoegd
A
A en B
B
A B en C
C
B en C
D
C en D
Slide 10 - Quiz
Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd.
In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
Dunne Darm
B
Endeldarm
C
Maag
D
12-vingerige darm
Slide 11 - Quiz
Gal ........ Vetten. Wat moet er op de puntjes worden ingevuld?
Slide 12 - Open question
Een van de gevolgen van levercirrose is dat er minder gal vanuit de lever via de galbuis naar het verteringskanaal wordt afgevoerd. Hierdoor worden vetten uit het voedsel minder goed door verteringsenzymen afgebroken.
In welk deel van het verteringskanaal komt de galbuis uit?
A
Endeldarm
B
Maag
C
Mond
D
12-vingerige darm
Slide 13 - Quiz
In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.
In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
Glucose
B
Glycogeen
C
Vet
D
Zetmeel
Slide 14 - Quiz
Welke darm heeft geen functie in je lichaam?
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Blinde darm
D
Slokdarm
Slide 15 - Quiz
Darmvlokken spelen een rol bij de opname van het grootste deel van de verteerde voedingsstoffen. In welk deel van het verteringsstelsel bevinden zich darmvlokken?
A
in de slokdarm
B
in de maag
C
in de dunne darm
D
in de dikke darm
Slide 16 - Quiz
Wat is de functie van dit orgaan in de spijsvertering?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren
Slide 17 - Quiz
Welke bewering over de darmperistaltiek is juist?
A
De darmperistaltiek duwt het voedsel door de darmvlokken heen
B
De darmperistaltiek mengt het voedsel met verteringssappen
C
Voedingsvezels verminderen de darmperistaltiek
Slide 18 - Quiz
1. Het maagportier = kringspier die de maag afsluit 2. Darmplooien en darmvlokken zitten in de maagwand en vergroten het oppervlak
A
1 waar
2 nietwaar
B
1 niet waar
2 waar
C
Beide waar
D
Beide nietwaar
Slide 19 - Quiz
Je leest hier een aantal beweringen: I Door de dikke darm worden vetten opgenomen. II In de dikke darm zitten darmvlokken. III In de dikke darm leven bacteriën.
Welke bewering is/welke beweringen zijn onjuist?
A
I en II zijn onjuist.
B
III is onjuist.
C
I, II en III zijn onjuist.
D
I is onjuist
Slide 20 - Quiz
In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?