This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
De cultuur van de oudere generatie
B
De subculturen die naast elkaar leven.
C
De cultuur van de meeste mensen in een land
D
De cultuur van jongeren.
Slide 1 - Quiz
Welke uitspraak is juist? In ons land:
A
kennen we geen dominante cultuur
B
is de Nederlandse cultuur dominant.
C
zijn er meer dominante culturen dan subculturen
D
zijn er meerdere dominante culturen.
Slide 2 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Cultuur kan verschillen per groep, per plaats en in tijd. 2. Iemand kan niet tot de dominante cultuur behoren en tegelijkertijd bij verschillende subculturen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 3 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
Je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft.
B
Je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait
C
Je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen.
D
Je denkt dat je neef weleens stiekem blowt.
Slide 4 - Quiz
Als je iemand een etiket opplakt, dan:
A
ben je je bewust van je eigen normen en waarden.
B
Probeer je je eigen gedrag te begrijpen
C
schat je iemand als persoon in.
D
Probeer je beeldvorming te vermijden
Slide 5 - Quiz
Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype? 1. “Achterhoekers kun je niet verstaan.” 2. “Volgens mij slaan veel jongeren uit de Achterhoek in het weekend wel een kratje bier achterover.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel
D
1 en 2 zijn stereotypen
Slide 6 - Quiz
“We laten in deze kroeg geen Marokkanen toe.” Deze uitspraak is een duidelijk voorbeeld van:
A
Een stereotype
B
Discriminatie
C
Een vooroordeel
D
Respect
Slide 7 - Quiz
Bij een sollicitatiegesprek krijgt een vrouw deze vraag: ‘Ik mag het eigenlijk niet vragen, maar… ben je van plan om zwanger te worden?’ Waarom mag die persoon dat eigenlijk niet vragen?
A
Het is een vooroordeel
B
Het is racisme
C
Het is seksisme
D
Het is tolerant
Slide 8 - Quiz
Je noemt het ……….. als mensen naar Nederland komen omdat hun man of vrouw hier al woont. Welk woord of welke woorden zijn weggelaten?
A
asiel zoeken
B
gezinshereniging
C
gezinsvorming
D
arbeidsmigratie
Slide 9 - Quiz
Welke zinnen zijn juist?
1. Mensen uit andere EU-landen kunnen zonder problemen in Nederland werken. 2. Ook illegalen moeten voor het inburgeringsexamen slagen. 3. Bij gezinsvorming moeten beide partners 21 jaar of ouder zijn. 4. Voor een Marokkaan is het makkelijker om in Nederland te gaan werken dan voor een Italiaan
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 3 zijn juist
C
2 en 4 zijn juist
D
3 en 4 zijn juist
Slide 10 - Quiz
Een asielzoeker heeft in Nederland een verblijfsvergunning gekregen. Na vijf jaar laat hij zijn vrouw en twee kinderen uit Sudan overkomen. Hier is sprake van:
A
gezinshereniging
B
asiel
C
gezinsvorming
D
arbeidsmigratie
Slide 11 - Quiz
Norah is in Nederland geboren. Haar ouders zijn allebei in Marokko geboren. Norah:
A
heeft een migratie-achtergrond
B
heeft een verblijfsvergunning
C
is een fundamentalist
D
is een migrant
Slide 12 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist 1. “Iedereen die vóór Zwarte Piet is, is een racist.” Dit standpunt heeft te maken met polarisatie. 2. De buurmannen Fred en Klaas hebben met elkaar gevochten vanwege ruzie over de heg. Dit komt door xenofobie.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 13 - Quiz
In Egypte is de dominante cultuur …… Hierbij gaat het belang van de groep boven het belang van het individu. Welk woord past er op de puntjes in dit bericht?
A
pluriform
B
individualistisch
C
collectivistisch
D
nationalistisch
Slide 14 - Quiz
Er is sprake van …………….. als een nieuwkomer sommige Nederlandse gewoonten overneemt. Welk woord is weggelaten?
A
integratie
B
discriminatie
C
segregatie
D
spanningen
Slide 15 - Quiz
Ali Yildirim wordt lid van de Turkse voetbalclub Türkiyemspor in Amsterdam. Hij spreekt een paar woorden Nederlands en heeft alleen Turkse vrienden en kennissen. Dit is een voorbeeld van:
A
discriminatie
B
integratie
C
segregatie
D
wederzijdse aanpassing
Slide 16 - Quiz
Waarom hebben kinderen van mensen met een migratieachtergrond soms een taalachterstand?
A
Ze worden gediscrimineerd
B
Hun ouders spreken de Nederlandse taal soms maar matig.
C
Zij zijn te veel geïntegreerd
D
De overheid biedt geen lessen Nederlands aan
Slide 17 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Door discriminatie lopen veel mensen met een migratieachtergrond taalachterstand op. 2. Integratie is een taak van mensen mét een migratieachtergrond, mensen zónder een migratieachtergrond en de overheid samen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide juist.
Slide 18 - Quiz
Wat is een belangrijke voorwaarde voor integratie?
A
Dat iedereen zich houdt aan de basisafspraken van de Nederlandse samenleving
B
Dat nieuwkomers alles van hun eigen cultuur vervangen door de dominante cultuur
C
Dat mensen het vaker met elkaar eens zijn.
D
Dat het Suikerfeest een nationale feestdag wordt.
Slide 19 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Als je de teksten uit de Koran of Bijbel letterlijk opvat, dan ben je een gematigde gelovige. 2. Volgens de Bijbel en de Koran hebben mannen en vrouwen gelijke rechten
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 20 - Quiz
In een collectivistische samenleving:
A
vinden mensen het belangrijk om hun eigen keuzes te maken
B
deel je alle bezittingen samen met anderen.
C
denk je meer vanuit het belang van jouw familie dan vanuit je eigen belang.
D
speelt de overheid een grote rol.
Slide 21 - Quiz
Welke stelling is juist? 1. Integratie van cultuurgroepen gaat bijna altijd vanzelf. 2. Integratie is vooral moeilijk als culturen veel op elkaar lijken.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 22 - Quiz
Soms ontstaan er spanningen tussen nieuwkomers en autochtone Nederlanders door een vooroordeel. Wat is hiervan een voorbeeld? Als een oorspronkelijke Nederlander zegt:
A
"Die nieuwkomers zijn allemaal luie nietsnutten."
B
"Kunnen die nieuwkomers niet in hun eigen land blijven?"
C
"Voor al die nieuwkomers is toch geen plaats."
D
."Nieuwkomers hebben een andere cultuur."
Slide 23 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. “De immigranten komen allemaal uit gebieden waar ze geen elektriciteit en stromend water hebben.” Dit is een stereotype over immigranten. 2. “Ik zou bij het azc je fiets maar op slot zetten.” Dit is een vooroordeel over immigranten.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 24 - Quiz
Wat waren vroeger koloniën van Nederland?
A
Suriname en Indonesië
B
De Nederlandse Antillen en België.
C
Indonesië en Spanje
D
Italië en Suriname
Slide 25 - Quiz
De Spanjaard Manuel Cardoso heeft al twee jaar een restaurant op Texel. Hij wil in Nederland blijven en laat zijn vrouw en dochtertje naar Nederland komen. Hier is sprake van: