paragraaf 4 en 5 maatschappijleer T

De Spanjaard Manuel Cardoso heeft al twee jaar een restaurant op Texel. Hij wil in Nederland blijven en laat zijn vrouw en dochtertje naar Nederland komen. Hier is sprake van:
A
asiel.
B
gezinsvorming.
C
gezinshereniging.
D
onafhankelijkheid van koloniën.
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

De Spanjaard Manuel Cardoso heeft al twee jaar een restaurant op Texel. Hij wil in Nederland blijven en laat zijn vrouw en dochtertje naar Nederland komen. Hier is sprake van:
A
asiel.
B
gezinsvorming.
C
gezinshereniging.
D
onafhankelijkheid van koloniën.

Slide 1 - Quiz

2. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een Nederlandse man wil trouwen met een vrouw uit Gambia. Daarna wil hij haar naar Nederland halen. Dat mag als hij voldoende verdient.
2. Paul (21) wil zijn met zijn Amerikaanse vriendin Kate (19) trouwen. Omdat Kate in haar land de universiteit heeft gedaan, hoeft ze geen inburgeringsexamen te doen.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 en 2 zijn beide juist.
C
1 is onjuist, 2 is juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 2 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De laatste jaren komen er vooral asielzoekers uit andere EU-landen naar Nederland.
2. Werkzoekenden uit alle landen zijn in de EU-landen van harte welkom.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 en 2 zijn beide juist.
C
1 is onjuist, 2 is juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 3 - Quiz

Met een pluriforme samenleving wordt een samenleving bedoeld waarin naast de oorspronkelijke bewoners ook mensen wonen van of uit verschillende:
A
etnische achtergronden met verschillende gewoonten.
B
landen uit Europa en de Verenigde Staten.
C
landen die toegelaten zijn als politieke vluchtelingen.
D
leeftijden.

Slide 4 - Quiz

Een asielzoeker wordt hier alleen toegelaten als hij:
A
in zijn eigen land geen werk heeft.
B
voor gezinsvorming naar Nederland komt.
C
in zijn eigen land gevaar loopt.
D
voor gezinshereniging in aanmerking komt.

Slide 5 - Quiz

Wie kwamen er in de jaren 60 van de vorige eeuw vooral naar Nederland?
A
Irakezen omdat ze op de vlucht waren voor een oorlog in hun eigen land.
B
Turken en Marokkanen die op zoek waren naar werk.
C
Asielzoekers uit Duitsland en België.
D
Surinamers die een Nederlands paspoort hadden gekregen.

Slide 6 - Quiz

Niet alle groepen allochtonen zijn tegelijk naar Nederland gekomen. Sleep de juiste groep naar de juiste periode
a. van 1946 tot 1962.
b. Jaren 60
c. de laatste jaren.
Indische Nederlanders
Turkse gastarbeiders
Vluchtelingen uit Syrie

Slide 7 - Drag question

a. Welke conclusie naar aanleiding van deze tekst is juist?
-Meer mensen hebben Nederland verlaten dan dat er binnen zijn gekomen.
-Er zijn meer mensen Nederland binnengekomen dan dat er zijn weggegaan.

Slide 8 - Open question

b. Welke reden hebben asielzoekers vooral om uit hun eigen land te vluchten?

Slide 9 - Open question

c. Om welke reden komen mensen uit Oost-Europa vooral naar Nederland?

Slide 10 - Open question

In een collectivistische samenleving:
A
vinden mensen het belangrijk om hun eigen keuzes te maken.
B
deel je alle bezittingen samen met anderen.
C
denk je meer vanuit het belang van jouw familie dan vanuit je eigen belang.
D
speelt de overheid een grote rol.

Slide 11 - Quiz

We noemen de Nederlandse dominante cultuur individualistisch. Wat bedoelen we daarmee?
A
Dat familiebanden erg belangrijk gevonden worden.
B
Dat de overheid bijna geen rol speelt in de samenleving.
C
Dat er weinig tot geen subculturen bestaan.
D
Dat de nadruk ligt op individuele vrijheid en persoonlijke ontwikkeling.

Slide 12 - Quiz

In Egypte is de dominante cultuur ……
Hierbij gaat het belang van de groep boven het belang van het individu.
Welk woord past er op de puntjes in dit bericht?

A
pluriform.
B
individualistisch.
C
collectivistisch.
D
nationalistisch.

Slide 13 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. Als een man een vrouw geen gelijkwaardige positie wil geven, kan dat een culturele of godsdienstige reden hebben.
2. Spanningen tussen culturen worden soms veroorzaakt door een verschil in normen en waarden.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn juist.

Slide 14 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. De SGP heeft heel veel vrouwen in politieke functies.
2. Streng christelijke en orthodox islamitische families accepteren seks voor het huwelijk niet.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 15 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. Integratie van cultuurgroepen gaat bijna altijd vanzelf.
2. Integratie is vooral moeilijk als culturen veel op elkaar lijken

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 16 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In gemengde wijken lopen kinderen makkelijker een taalachterstand op.
2. In probleemwijken verloopt de integratie van allochtonen beter.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
. 1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 17 - Quiz

Wat is een belangrijke voorwaarde voor integratie?
A
Dat iedereen zich houdt aan de basisafspraken van de Nederlandse samenleving.
B
Dat nieuwkomers alles van hun eigen cultuur vervangen door de dominante cultuur.
C
Dat mensen het vaker met elkaar eens zijn.
D
Dat het Suikerfeest een nationale feestdag wordt.

Slide 18 - Quiz

Waarom zijn jongere allochtonen vaak beter geïntegreerd dan hun ouders en grootouders?
A
Zij leren op school Nederlands en hebben contact met autochtone kinderen.
B
Zij zijn intelligenter dan hun ouders.
C
Zij worden minder vaak gediscrimineerd dan hun ouders.
D
Zij hebben minder last van werkloosheid.

Slide 19 - Quiz

Een Iraanse arts werkt in een Nederlands ziekenhuis. Hij gaat veel om met zijn Nederlandse collega’s.
Thuis eet hij graag loobia poolo, een Iraanse lekkernij.
Van welke vorm van aanpassen is hier sprake?

A
Integratie.
B
Discriminatie.
C
Segregatie.
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 20 - Quiz

De Turk Ahmed is in Amsterdam geboren. “Ik woon in Nederland. Helaas, want de normen en waarden in dit land keur ik echt helemaal af.” Van welke vorm van aanpassen is hier sprake?
A
Assimilatie.
B
Discriminatie.
C
Segregatie
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 21 - Quiz

Z’n vader was gastarbeider, maar de Marokkaan Driss is in Maastricht geboren. “Ik ga een paar keer per week naar de moskee, maar ik vier ook carnaval met m’n vrienden.”
Van welke vorm van aanpassen is hier sprake?

A
Integratie.
B
Discriminatie.
C
Assimilatie.
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 22 - Quiz