Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en meervoud
Doel:
Het herhalen van de regels van de hoofletters en meervoudsvormen zodat je die aan het eind van deze les goed kan toepassen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdletters en meervoud
Doel:
Het herhalen van de regels van de hoofletters en meervoudsvormen zodat je die aan het eind van deze les goed kan toepassen.

Slide 1 - Slide

Waarom leestekens en hoofdletters?




    Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen je weet waar een zin begint en eindigt hierdoor begrijp je de tekst ook beter.

    Slide 2 - Slide

    Slide 3 - Slide

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van winkels
    B
    Familienamen
    C
    Namen van maanden en dagen
    D
    Namen van musea

    Slide 4 - Quiz

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van feestdagen
    B
    Namen van jaargetijden
    C
    Namen van personen
    D
    Namen van bedrijven

    Slide 5 - Quiz

    Juist of onjuist:
    maandag
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 6 - Quiz

    Juist of onjuist:
    afrikaanse
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 7 - Quiz

    Meervoud (zelfstandig naamwoorden)

    Er zijn verschillende manieren waarop een zelfstandig naamwoord

    • meervoud op -en                 
    • meervoud op -s
    • meervoud op 's
    • meervoud op -ën
    • meervoud op -eën



    Slide 8 - Slide

    Meervoud op -en
    Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen:
    schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.
    • Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-:
    raaf → raven, brief → brieven, golf → golven. 
    • Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
    huis → huizen, baas → bazen, mees → mezen.


    Slide 9 - Slide

    Verschil -s en 's

    Je mag een -s  gewoon aan een woord vastplakken als het eindigt op een medeklinker of als het woord eindigt op een -e.

    Voorbeeld:

    computer-computers
    garage-garages
    kusje-kusjes

    Slide 10 - Slide

    Verschil -s en 's
    Eindigt een woord op een klinker (a, o, u, i, y)?
    Dan gebruik je 's ('apostrof'). Ik hou van ys = ezelsbruggetje
    Lange klanken! --> geen apostrof  = uitspraakverwarring!

    Voorbeeld:
    kassa - kassa's              paraplu - paraplu's
    taxi - taxi's                       auto - auto's

    Slide 11 - Slide

    Afkortingen

    Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's.


    Voorbeeld:
    tv's

    dj's

    wc's

    Slide 12 - Slide

    Welk woord is correct geschreven?
    A
    cafees
    B
    kiwis
    C
    omaas
    D
    tantes

    Slide 13 - Quiz

    Welk woord is correct geschreven?
    A
    tafel's
    B
    stoelen
    C
    kaartje's
    D
    fotos

    Slide 14 - Quiz

    Verschil ën en eën

    Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan gebruik je eën (trema).


    Voorbeeld:

    melodie - melodieën

    fantasie - fantasieën

    Slide 15 - Slide

    Verschil ën en eën

    Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.


    Voorbeeld:

    bacterie - bacteriën
    porie - poriën 

    Slide 16 - Slide

    Welk woord is correct geschreven?
    A
    kolonieën
    B
    koloniën

    Slide 17 - Quiz

    Aan de slag!
    Maken Taal integraal:

    Klaar? Kijk of je de vorige onderdelen al hebt gemaakt of maak ook alvast onderdeel Aaneenschrijven van woorden. 

    Slide 18 - Slide