Werkwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video


Wat is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
timer
0:30
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard

Slide 3 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Myra leest een mooi boek
timer
0:30
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 4 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Renzo eet een groot bord patat.
timer
0:30
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet

Slide 5 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Bas duikt in het diepe zwembad.
timer
0:30
A
Bas
B
duikt
C
het
D
zwembad

Slide 6 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
timer
0:30
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 7 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel.
timer
0:30
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 8 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Gisteren liepen Elsa en Julie naar de speeltuin.
timer
0:30
A
gisteren
B
liepen
C
naar
D
Elsa en Julie

Slide 9 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Daan verft de muren wit.
timer
0:30
A
nieuwe
B
muren
C
wit
D
verft

Slide 10 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
timer
0:30
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij

Slide 11 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje.
timer
0:30
A
lacht
B
om
C
grapje
D
Wim

Slide 12 - Quiz


Wat is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
timer
0:30
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 13 - Quiz


Wat is het werkwoord?
De kinderen luisteren goed tijdens de les.
timer
0:30
A
kinderen
B
tijdens
C
luisteren
D
les

Slide 14 - Quiz