Werkwoorden groep 4-5-6

Opdracht werkwoorden

Kies steeds A, B, C of D

Succes!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Opdracht werkwoorden

Kies steeds A, B, C of D

Succes!

Slide 1 - Slide


Welke is het werkwoord?
De leerlinge van Daventria luisteren goed tijdens
de Nedelands les van juf Ymke.
A
Leerlingen
B
Daventria
C
luisteren
D
Nederlands les

Slide 2 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen

Slide 3 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij

Slide 4 - Quiz


Welke is het werkwoord?
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 5 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Melis duikt in het diepe zwembad.
A
Melis
B
duikt
C
het
D
zwembad

Slide 6 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard

Slide 7 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 8 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet

Slide 9 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 10 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 11 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Gisteren liepen Else en Juliette naar de speeltuin.
A
gisteren
B
liepen
C
naar
D
Else en Juliette

Slide 12 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 13 - Quiz