Les 11 start H4

Welcome t3!


Economics: lesson 11


1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welcome t3!


Economics: lesson 11


Slide 1 - Slide

Plan today
1. Start hoofdstuk 4

2. Leerdoelen + uitleg

3. Huiswerk



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 4: Produceren
Paragraaf 4.1: Productie
Paragraaf 4.2: Kosten
Paragraaf 4.3: Omzet en winst

Slide 4 - Slide

Leerdoelen paragraaf 4.1
1. Je weet wanneer je spreekt over produceren.
2. Je kent de werking van een bedrijfskolom en kan hieruit de toegevoegde waarde berekenen.
3. Je kent het verschil tussen een handelsonderneming, productieonderneming en dienstverlenend bedrijf.
4. Je kan de arbeidsproductiviteit berekenen.

Slide 5 - Slide

Produceren
Consumeren
Zelfvoorzienend

Produceren

Kringloop
(Geld, arbeid, goederen en diensten)

Slide 6 - Slide

Benodigdheden produceren?
Alle bedrijven die meewerken aan de productie van een product, behoren tot de bedrijfskolom.




Ieder bedrijf in de bedrijfskolom voegt iets toe aan het product, de toegevoegde waarde. Dit bereken je door de verkoopprijs te verminderen met de inkoopprijs.


Slide 7 - Slide

Wat heb je nodig?
De middelen die nodig zijn om waarde toe te voegen aan een product zijn de productiefactoren:
 
Kapitaal: Machines, gebouwen, gereedschappen, hulpmiddelen en geld om producten te maken en verkopen
Arbeid: De werknemers die het werk doen
Natuur: Alles wat uit de natuur komt, zoals hout
Ondernemerschap: De ondernemer combineert de bovenste drie om er geld mee te verdienen

Slide 8 - Slide

Produceren of verhandelen?

Handelsonderneming: koopt producten in die weer 
worden verkocht zonder dat ze veranderd worden.

Productieonderneming: koopt grondstoffen in en 
maakt daar producten van die worden verkocht aan klanten.


Dienstverlenend bedrijf: verleent een dienst.


Slide 9 - Slide

Arbeidsproductiviteit
De hoeveelheid producten of diensten die een arbeidskracht in een bepaalde tijd kan maken.



Een hogere arbeidsproductiviteit leidt door lagere kosten per product, je verdeelt dezelfde kosten over meer producten.

Slide 10 - Slide

Leerdoelen paragraaf 4.1
1. Je weet wanneer je spreekt over produceren.
2. Je kent de werking van een bedrijfskolom en kan hieruit de toegevoegde waarde berekenen.
3. Je kent het verschil tussen een handelsonderneming, productieonderneming en dienstverlenend bedrijf.
4. Je kan de arbeidsproductiviteit berekenen.

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
• Wat: Maak opdr. 1,2,4,5,7,8,10,12 (skip 3,6,9 and 11)

• Doel: leren over productie
• Klaar?:Werken aan een ander vak. 

Slide 12 - Slide