This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Taalverzorging BA4 Perron 2 De Rooi Pannen
Slide 1 - Slide
Grammatica
Van jouw docent krijg je een papier met de belangrijkste zinsdelen. Mocht je meer uitleg nodig hebben, dan kun je het filmpje op de volgende dia bekijken. Heb je daarna nog vragen, geef dat dan aan. Daarna beginnen we pas met het maken van de oefeningen.
maken: blz. 18 tm 21
opdr. 2 tm 8
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
woordsoorten
We nemen samen de uitleg op blz. 23 door.
Daarna maken we opdracht 9 en 10 samen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
opdrachten uit het boek
maken: blz. 25 - 28
opdr. 13, 15, 17, 18
We kijken deze opdrachten samen na.
Slide 8 - Slide
Woordsoorten zijn lastig.
Welke woordsoort is 'zijn'?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 9 - Quiz
Dat is mijn fiets. Wat voor woordsoort is mijn?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 10 - Quiz
Dat is een mooie fiets!
Wat voor woordsoort is mooie?
A
zelfstandig nw
B
werkwoord
C
bijvoeglijk nw
D
lidwoord
Slide 11 - Quiz
Hij geeft zijn broer een cadeau.
Wat voor woordsoort is Hij
A
persoonlijk vnw
B
werkwoord
C
bezittelijk vnw
D
bijvoeglijk nw
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend vnw
Slide 13 - Quiz
Wij geven een groot feest.
Wat voor woordsoort is wij?
A
zelfstandig nw
B
persoonlijk vnw
C
bijvoeglijk nw
D
lidwoord
Slide 14 - Quiz
Een zinsdeel bestaat uit één of meerdere woorden. Bij woordsoortbenoeming leer je welke woordsoorten er zijn en hoe je ze herkent.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Dat was niet leuk voor hem.
Wat voor woordsoort is hem?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
test jezelf
Als je alles gemaakt en nagekeken hebt, maak je de Test jezelf online. Als je meer dan 50% fout hebt, maak je ook de extra opdrachten.