* Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het, een. Een lidwoord zet je voor een zelfstandig naamwoord.
* Een zelfstandig naamwoord (znw): mensen, dieren, dingen, planten en namen
Voor een zelfstandig naamwoord kun je wel altijd een lidwoord zetten.
Bijvoorbeeld: een JONGEN, de HOND, een STOEL
* Een bijvoeglijk naamwoord (bnw) zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
bijvoorbeeld: een GROTE jongen
* Een werkwoord (ww) verandert van vorm. Dat noem je vervoegen.
Bijvoorbeeld: Ik SPEEL of ik GA SPELEN