This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Deze week
synoniemen
letterlijk en figuurlijk
leesdoelen en tekstdoelen
nieuwsbegrip
Slide 1 - Slide
0
Slide 2 - Video
In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.
Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.
Slide 3 - Slide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ookwel beeldspraak genoemd
Slide 4 - Slide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 5 - Slide
UITDRUKKINGEN
- combinatie van woorden die samen een eigen,
soms figuurlijke, betekenis hebben
- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking
Slide 6 - Slide
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 7 - Open question
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 8 - Open question
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 9 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 10 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 11 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 12 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 13 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 14 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 15 - Open question
Lees de tekst
Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.
De twee voetbalvrienden Geer en Ger kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.
Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Als hun team een wedstrijd verliest, dan zijn de rapen gaar. Niets is goed en ze maken van een mug een olifant.
Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei.
Slide 16 - Slide
zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem
Slide 17 - Quiz
samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 18 - Quiz
door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 19 - Quiz
met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 20 - Quiz
dan zijn de rapen gaar
A
uit je hoofd weten
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 21 - Quiz
maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 22 - Quiz
alles weer koek en ei
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem
Slide 23 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iemand voor vol ....
A
aanzien
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 24 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Een appeltje voor de dorst ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 25 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Zijn schaapjes op het droge ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 26 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Met twee maten ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 27 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iets op je duimpje ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 28 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Doen alsof je neus ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 29 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iemand ervan langs ...
A
komen
B
geven
C
knopen
D
meten
Slide 30 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iets in de oren ...
A
kennen
B
stoppen
C
knopen
D
meten
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Mind map
Slide 33 - Open question
Slide 34 - Open question
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Open question
Slide 38 - Open question
Schrijfopdracht 1ste periode
Zoek een leuke afbeelding waar je een verhaal bij schrijft. Welk schrijfdoel kies je ? Wil je ons informeren, uitleg geven, overhalen of amuseren.
Het aantal woorden moet zijn tussen de 100 en 150.
Let goed op het hoofdletter en leesteken gebruik. Laat een ander eerst je tekst lezen voordat je het inlevert.