This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Schoolexamen maken
Hoe formuleer ik een goed antwoord?
Slide 1 - Slide
Tips voor tijdens het maken (1)
Je hebt tijd genoeg: gebruik dus alle tijd die je nodig hebt
Je mag een woordenboek gebruiken (zelf meebrengen, maar je mag er niets in zetten!)
Neem een markeerstift mee, zodat je belangrijke zaken in de toets kan onderstrepen.
Slide 2 - Slide
Tips voor tijdens het maken (2)
Wat wordt er algemeen gevraagd?
Wat weet ik daarvan?
Wat wordt er specifiek gevraagd?
Waar stond dat ook al weer in het boek? Probeer te herinneren in welke tekst het stond.
Weet je een vraag niet? Bekijk dan eens de rest van het examen
Slide 3 - Slide
Tips voor tijdens het maken (3)
Werk netjes, zodat je het zelf ook nog begrijpt.
Sla tussen elke opdracht een regel over
Schrijf zo compleet mogelijk op.
Lees na het maken van alle vragen de toets nog eens goed door.
Slide 4 - Slide
Tips voor tijdens het maken (4)
Schrijf niet teveel redenen op als er bijv: 2 gevraagd worden. Alleen de eerste 2 mogen worden goedgerekend
Meerkeuzevragen: beantwoorden met een hoofdletter
Meerkeuzevragen: altijd een antwoord geven
Meerkeuzevragen: altijd één (1) antwoord geven
Meerkeuze streep de foute antwoorden weg
Doe het zo: doe je ook zo!
Slide 5 - Slide
Wat voor soort vragen kun je verwachten?
Slide 6 - Slide
Geef twee (verschillende) voorbeelden
In tekst 6 komt een bepaald dilemma van de rechtsstaat aan de orde.
--> Welk dilemma is dit? Leg je antwoord uit met twee voorbeelden uit
tekst 6.
Er staat voorbeelden, geen voordelen
Verschillend is verschillend (en niet hetzelfde)
En even goed tellen: twee is twee, niet één en niet drie.
Alleen de eerste twee mogen worden nagekeken, soms zelfs helemaal fout als er teveel worden gegeven.
Slide 7 - Slide
Verklaring voor een ontwikkeling
Hier worden eigenlijk twee dingen gevraagd:
Welke ontwikkeling zie je? Welke verklaring heb je hiervoor?
Eerst kijken wat (ontwikkeling) je ziet...
...dan gaan uitleggen (verklaren)
Slide 8 - Slide
Zie tekst 2.
Kun je uit tekst 2 afleiden of Asscher, toen hij het interview gaf, lid was
van een coalitiepartij of van een oppositiepartij? Geef een verklaring voor
je antwoord.
Geef een reden...
Met andere woorden: een verklaring
Gaat de vraag specifiek over de bron of kan de vraag ook over een andere bron worden gesteld?
Bij deze opdracht is dat laatste het geval
Slide 9 - Slide
Schrijf een verhaal...
Drie begrippen in een verband plaatsen
Op kladpapier:
1. Schrijf eerst op wat alle begrippen betekenen 2. Maak dan het verhaal
Op examenpapier
3. Neem het verhaal over.
Doe het zo: doe het dan ook zo...
Slide 10 - Slide
Tekstbronnen
Wie is de maker van de bron?
Hoe komt de maker van de bron aan zijn informatie?
Zelf meegemaakt (direct) of van anderen (indirect) gehoord?
Betrouwbaar of onbetrouwbaar?
Wil de maker van de bron vertellen wat er echt is gebeurd, of wil hij de mensen iets laten geloven?
Slide 11 - Slide
We gaan oefenen
Slide 12 - Slide
Tekst 18 is afkomstig uit een document waarin de kernvisie van een politieke partij is opgeschreven.
Gebruik tekst 18: Tot welke politieke stroming behoort deze politieke partij?
Slide 13 - Open question
Het politieke besluitvormingsproces verloopt in een aantal fasen. In welke fase is de besluitvorming over de Mediawet in tekst 16 blijven steken?
A
fase 1: noemen van wensen / het (h)erkennen van het probleem als
politiek probleem
B
fase 2: vergelijken of afwegen van wensen of behoeften: de politiek
komt met oplossingen
C
fase 3: het nemen van besluiten
D
fase 4: het uitvoeren van besluiten
Slide 14 - Quiz
Waarom komt de Eerste Kamer niet zelf met een aanpassing van de Mediawet?
Slide 15 - Open question
Frits Bakker vindt de financiering van de rechtspraak in Nederland te veel een politieke keuze en vindt dat niet in een rechtsstaat horen. Welk kenmerk van de rechtsstaat wordt volgens Bakker aangetast?
Slide 16 - Open question
De rechter in de tekst verwijst naar de trias politica. Welke twee machten zijn volgens de rechter ‘verregaand gedemocratiseerd’?
Slide 17 - Open question
Vraag: Leg uit op welk liberaal uitgangspunt met betrekking tot het individu de JOVD Amsterdam het standpunt baseert. Dit is het antwoord: Op het liberale uitgangspunt: eigen verantwoordelijkheid , want daar is hier sprake van
Heeft de persoon het antwoord juist geformuleerd?
😒🙁😐🙂😃
Slide 18 - Poll
Van welk recht dat het parlement heeft, wil het Kamerlid in tekst 16 gebruik maken?
A
budgetrecht
B
recht van initatief
C
recht van amendement
D
recht van interpellatie
Slide 19 - Quiz
GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken. Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen van een motie? Antwoord: GroenLinks maakt gebruik van uitvoerende macht, want ze wil zorgen dat het kinderpardon wordt uitgevoerd Hoe vind jij dat dit antwoord is geformuleerd?
😒🙁😐🙂😃
Slide 20 - Poll
GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken. Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen van een motie? Antwoord: GroenLinks maakt gebruik van wetgevende taak omdat hier een wet gemaakt wordt om kinderpardon te verruimen.
Slide 21 - Poll
GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken. Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen van een motie? Antwoord: GroenLinks maakt gebruik van controlerende taak van de Tweede Kamer want ze controleren de regels rondom het kinderpardon.
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Tekst 20 en 21 zijn afkomstig van twee verschillende politieke partijen. Welke tekst hoort bij welke politieke partij? Kies uit: CDA, GroenLinks, SP en VVD, gebruik de tekst in je antwoord. . Antwoord: Bij tekst 20 hoort het CDA want in de tekst lees je dat de partij een zorgzame stad wil. Hoe is dit antwoord geformuleerd?
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Tekst 20 en 21 zijn afkomstig van twee verschillende politieke partijen. Welke tekst hoort bij welke politieke partij? Kies uit: CDA, GroenLinks, SP en VVD, gebruik de tekst in je antwoord. . Antwoord: Bij tekst 21 hoort het VVD want in de tekst lees je dat de partij minder regels wil. Hoe wordt dit antwoord geformuleerd?
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Poll
Op afbeelding 1 stond oorspronkelijk ook nog de naam van een politieke stroming. Wat stond er op de afbeelding?
A
www.christendemocratie.nu
B
www.liberalisme.nu
C
www.rechtsextremisme.nu
D
www.socialisme.nu
Slide 25 - Quiz
Welk grondrecht heeft op de puntjes in de tekst gestaan?
Slide 26 - Open question
Lees tekst 16 en bekijk de tijdlijn. Op welke plaats in de tijdlijn moet je tekst 16 plaatsen?
A
tussen 1 en 2
B
tussen 2 en 3
C
tussen 3 en 4
D
tussen 4 en 5
Slide 27 - Quiz
Zie de tijdlijn. Normaal gesproken zijn er om de vier jaar verkiezingen voor de Tweede Kamer. Soms loopt het echter anders. Wat is er volgens deze tijdlijn uiteindelijk gebeurd?
Slide 28 - Open question
Zitten Stef Blok en Fatma Koşer Kaya in de Eerste Kamer of in de Tweede Kamer? Antwoord: Ze zitten in de Eerste Kamer, want de wet wordt in de Eerste Kamer behandeld Is dit antwoord goed geformuleerd?
Ja
Gedeeltelijk
Slide 29 - Poll
Zitten Stef Blok en Fatma Koşer Kaya in de Eerste Kamer of in de Tweede Kamer? Antwoord: Ze zitten in de Eerste Kamer omdat alleen de Eerste Kamer het recht van initiatief heeft. Is dit antwoord goed geformuleerd?
Ja
Gedeeltelijk
Slide 30 - Poll
Zitten Stef Blok en Fatma Koşer Kaya in de Eerste Kamer of in de Tweede Kamer? Antwoord: Ze zitten in de Tweede Kamer, want in de Tweede Kamer werken partijen niet samen Is dit antwoord goed geformuleerd?
Ja
Gedeeltelijk
Slide 31 - Poll
Zitten Stef Blok en Fatma Koşer Kaya in de Eerste Kamer of in de Tweede Kamer? Antwoord: Ze zitten in de Tweede Kamer, want alleen Tweede Kamerleden kunnen een initiatiefwet indienen Is dit antwoord goed geformuleerd?