Communicatie jaar 1 mip blok 3 les 1

1 / 25
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

COMMUNICATIE JAAR 1
BLOK 3
PROFESSIONELE COMMUNICATIE

Slide 2 - Slide

WAT HOUDT PROFESSIONELE COMMUNICATIE IN?

Slide 3 - Mind map

PROFESSIONELE COMMUNICATIE
FORMEEL VS INFORMEEL
FUNCTIONEEL (ACHTERLIGGEND DOEL)

Slide 4 - Slide

DIT BLOK
* Acquisitiemail
* Brief (subsidie-aanvraag, belastingdienst etc.)
* Interviewen en geïnterviewd worden
* Woordenschat (o.a. contracten lezen)
* Jullie input
* Eindopdracht

Slide 5 - Slide

VANDAAG

* Blok 2: terugblik en feedback
* Denken en praten over: communicatie via mail

Slide 6 - Slide

ACQUISITIEMAIL: CHECKLIST

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

OPDRACHT
* Vorm een duo met je buurmens;
* Heeft een van jullie onlangs een mail gestuurd naar een label/boeker etc.? Zo ja, pak deze erbij en lees de mail nog eens goed door;
* Wat zou je nu anders doen? Wat niet?;
* Bespreek in duo (vijf minuten);
* Bespreek het resultaat klassikaal.  

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Iemand schrijft een compositie, dus hij/zij is een…
A
auteur
B
producent
C
redacteur
D
professional

Slide 17 - Quiz

Een prudente student is:
A
druk
B
netjes
C
voorzichtig
D
bazig

Slide 18 - Quiz

Welke uitdrukking(en) met vast voorzetsel is/zijn fout:
A
verwijzen aan
B
refereren aan
C
verwijzen naar
D
refereren naar

Slide 19 - Quiz

"Uitbaten, ontginnen, runnen om er winst mee te maken."
Dit heeft betrekking op:
A
een verdienmodel
B
acquisitie
C
exploitatie
D
business to business

Slide 20 - Quiz

Dat hoeft niet ........ het geval te zijn.

A
per se
B
perse
C
per sé
D
persee

Slide 21 - Quiz

Marco is vaak te gast in ........ .
A
radio en televisie programma's
B
radio-en-televisieprogramma's
C
radio- en televisie programma's
D
radio- en televisieprogramma's

Slide 22 - Quiz

Max is een poëet ........ .

A
pursang
B
puursang
C
pur sang
D
puur sang

Slide 23 - Quiz

Welke woordcombinatie drukt GEEN tegenstelling uit:


A
relatief – absoluut
B
normatief – incommensurabel
C
formeel – informeel
D
abstract - concreet

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide