Repetitie Burgers en stoommachines 3.1 t/m 3.4

Repetitie Burgers en stoommachines 
3.1 t/m 3.4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Repetitie Burgers en stoommachines 
3.1 t/m 3.4

Slide 1 - Slide

Woordenlijst
Begrippen: de dik gedrukte woorden uit het leerboek.
Bronelement: iets wat je leest of ziet in de bron/afbeelding.
beeldelement: iets wat je ziet aan de bron/afbeelding.
motief/motieven: reden/redenen.

Slide 2 - Slide

Maak de juiste combinaties. 
organisatie van werknemers
misbruik maken van iemand
volgens een plan vermoorden van een volk of bevolkingsgroep
verspreiding van de Europese cultuur 
genocide
uitbuiten
europeanisering 
vakbond 

Slide 3 - Drag question

Leg uit waarom de industriële revolutie een 'revolutie' genoemd wordt.

Slide 4 - Open question

De sociale kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
Leg dit uit.

Slide 5 - Open question

Maak de juiste combinaties. 
Eén tijd wordt twee keer gebruikt.
1813-1847
1848-1918
1919-nu
Er is algemeen kiesrecht.
Het door rijke burgers gekozen parlement heeft de meeste macht.
Nederland is een constitutionele monarchie met een machtige koning.
Nederland is een parlementaire democratie.

Slide 6 - Drag question

Gebruik de zes uitspraken (A-F).
Noteer de letters van de drie juiste uitspraken in de volgende slide.

A De liberalen zorgden voor de eerste sociale wetten.
B De overheid betaalde vanaf 1917 ook het bijzondere onderwijs.
C De socialisten behaalden in 1901 een meerderheid in de Tweede Kamer.
D De gematigde socialisten streefden naar meer gelijkheid door geleidelijke veranderingen.
E De socialisten waren een politieke groep van gelovigen.
F In de 19e eeuw verzetten de feministen zich tegen emancipatie.

Slide 7 - Slide

Gebruik de zes uitspraken (A-F).
Noteer de letters van de drie juiste uitspraken.

Slide 8 - Open question

Maak de juiste combinaties. 
feministen
socialisten
liberalen
confessionelen
streefden in de politiek naar meer gelijkheid en minder verschil tussen arm en rijk
deze politici gingen van het geloof uit en richtten in 1879 de eerste politieke partij op
eisten gelijke rechten voor vrouwen en opheffing van de achterstanden
streefden in de politiek naar meer vrijheid

Slide 9 - Drag question

Gebruik bron 1 en de vier politiek-maatschappelijke groepen (A-D).
Leg met een bronelement uit bij welke groep de tekenaar hoorde in de volgende slide.

A  confessionelen
B  feministen
C  liberalen
D  socialisten

Bron 1 Prent uit 1918 met de bijschriften: 
'Voor onze rechten.' en 'Onderwijs-gelijkheid voor alle Nederlandse kinderen.'

Van: Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen

Slide 10 - Slide

Gebruik bron 1 en de vier politiek-maatschappelijke groepen (A-D).
Leg met een bronelement uit bij welke groep de tekenaar hoorde.

Slide 11 - Open question

Gebruik bron 2 en de vier uitspraken (A-D).
Noteer de letters van de twee juiste uitspraken in de volgende slide.

A De tekenaar was tegen het algemeen kiesrecht, omdat dit de vooruitgang tegenhoudt.
B De tekenaar zag het algemeen kiesrecht als een vorm van vooruitgang.
C Volgens de tekenaar steunden vooral mannen het algemeen kiesrecht.
D Volgens de tekenaar waren veel vrouwen voor het algemeen kiesrecht.
Bron 2 Amerikaanse prent uit 1917 met vier vrouwen op een stoomwals waarop ‘vooruitgang’ staat. De vrouwen dragen linten met daarop de woorden ‘algemeen kiesrecht’.

Slide 12 - Slide

Gebruik bron 2 en de vier uitspraken (A-D).
Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.

Slide 13 - Open question

Gebruik bron 3 en de vier uitspraken (A-D).
Noteer de letter van de twee juiste uitspraken in de volgende slide.


Door deze wet (bron 3):
A kwam een eind aan de verwaarlozing van kinderen in Nederland.
B moesten fabrieksdirecteuren bij overtreding van de wet altijd direct naar de gevangenis.
C was kinderarbeid nog wel toegestaan op het platteland.
D werden werkgevers van fabrieken gestraft als ze kinderen lieten werken.
Bron 3 Wet met maatregelen om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen tegen te gaan (1874)
Artikel 1. Het is verboden kinderen jonger dan twaalf jaar in dienst te nemen of in dienst te hebben.
Artikel 2. Het verbod van art. 1 is niet van toepassing op huiselijke en persoonlijke diensten en op veldarbeid.
Artikel 3. Bij overtreding van art. 1 zijn de directeuren van de ondernemingen aansprakelijk bij wie het kind in dienst is gebleken.
Artikel 4. Overtreding van artikel 1 wordt bestraft met geldboete van 3 tot 25 gulden en/of gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen. Bij herhaling van de overtreding binnen een jaar na een veroordeling wordt altijd gevangenisstraf toegepast.

Slide 14 - Slide

Gebruik bron 3 en de vier uitspraken (A-D).
Noteer de letter van de twee juiste uitspraken.

Slide 15 - Open question

In 1901 werd de leerplichtwet ingevoerd: alle kinderen moesten naar school tot ze 12 jaar oud waren. Tegenwoordig moet je tot 18 jaar naar school.
Bedenk waardoor de meningen over de leerplicht zijn veranderd. Leg het verschil uit tussen vroeger en nu.

Slide 16 - Open question

Beschrijf een overeenkomst en een verschil tussen China en Indonesië tijdens het moderne imperialisme.

Slide 17 - Open question

Grote delen van Zuid-Azië werden kolonies.
Naast Nederland waren er nog twee Europese landen met grote kolonies.
Noteer de namen van die twee landen.

Slide 18 - Open question

Wat is een oorzaak van het moderne imperialisme.
A
het blanke superioriteitsgevoel
B
het blanke minderwaardigheidsgevoel

Slide 19 - Quiz

Wat is nog meer een oorzaak van het moderne imperialisme?
A
de landbouw revolutie
B
de industriële revolutie

Slide 20 - Quiz

YESSS!!!
Je bent klaar; controleer je antwoorden en lever de toets in.

Je mag iets voor jezelf doen.

SSSST!

Slide 21 - Slide